Benesch 1957
“Hieronymus Bosch and the Thinking of the Late Middle Ages” (Otto Benesch) 1957
[in: Konsthistorisk Tidskrift, 26 (1957), Heft 1-2/3-4, pp. 21-42/103-127]
[Heruitgegeven in: Otto Benesch, Collected Writings. Volume II: Netherlandish Art of the 15th and 16th centuries – Flemish and Dutch Art of the 17th century – Italian Art – French Art. Edited by Eva Benesch. Phaidon, New York-Londen, 1971, pp. 13-35]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 16 (A74)]
Er is in het oeuvre van Bosch geen enkel vormelijk aspect dat niet bepaald wordt door de inhoud van het voorgestelde. Deze inhoud wordt op zijn beurt steeds bepaald door de bijzondere manier waarop Bosch de wereld zag en ervaarde. Geen enkele Bosch-exegeet is erin geslaagd het ultieme geheim van de Bosch-wereld te ontraadselen.
Bosch’ vroege werken vertonen een zekere verwantschap met de Vlaamse School (o.a. Dirc Bouts). In zijn verdere betoog overloopt Benesch een aantal schilderijen en tekeningen van Bosch. Daaruit blijkt dat iconografie niet zijn sterkste kant is (zie voor manifeste flaters pp. 16, 17, 19, 25, 34). Benesch besteedt wel veel aandacht aan de stijl van het Bosch-oeuvre, met speciale nadruk op het coloriet.
In zijn triptieken ontvouwt Bosch een ‘Speculum Mundi’, zoals de grote middeleeuwse denkers dat vóór hem reeds deden. Bosch was een aristocratische en intellectuele persoonlijkheid: hij was grondig literair geschoold en kende Latijn. Hij was tegelijk een ‘naturalist’ en een visionair doordat hij erin slaagde de creaties van zijn fantasie overtuigend-realistisch weer te geven.
Benesch’ benadering is erg oppervlakkig en bevat een aantal manifeste onjuistheden.
[explicit]