Dixon 1981b
“Bosch’s Garden of Delights Triptych: Remnants of a ‘Fossil’ Science” (Laurinda S. Dixon) 1981
[in: The Art Bulletin, 63 (1981), pp. 96-113]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 87-88 (E89)]
Dit artikel is gebaseerd op Dixons doctoraal proefschrift (zie Dixon 1980). Om de symbolische beeldentaal van Bosch’ Tuin der Lusten-drieluik te begrijpen ontbreekt het ons aan de woordenschat die Bosch’ opdrachtgevers en publiek ter beschikking stond. Volgens Dixon is de sleutel tot Bosch’ symboliek echter te ontdekken in de alchemie. Vroegere auteurs (onder meer Van Lennep, Combe, Bergman) hebben Bosch al in verband gebracht met de alchemie, maar hun aanpak voldeed niet omdat zij geen onderscheid maakten tussen de vroege alchemie en het later stadium van de alchemie bij de Rozenkruisers, en ook omdat zij geen weet hadden van de praktische aspecten van de alchemie, meer bepaald bij het distilleren van medicijnen. Wanneer we alchemie met Bosch in verband brengen, dan moeten we haar objectief bekijken vanuit een vijftiende-eeuws standpunt en alleen de vroege (niet de latere) elementen vergelijken met wat Bosch schilderde.
Dixon signaleert dan eerst dat in de familie van Bosch’ vrouw een apotheker voorkwam. In een voetnoot lezen we dat het hier gaat om de grootvader van Bosch’ vrouw. In de lopende tekst zelf is farmacie echter al meteen ‘the family profession of Bosch’s in-laws’ geworden: hier wordt dus duidelijk te kort door de bocht gegaan. Dixon signaleert verder dat de alchemie in de late middeleeuwen geen geheime en algemeen misprezen wetenschap was: apothekers en dokters maakten er gebruik van en velen (pausen, koningen en geleerden, onder wie Paracelsus) stonden er positief tegenover. Wel was het de gewoonte om alchemistische teksten en afbeeldingen te voorzien van een symbolische code, opdat de informatie niet in verkeerde handen zou terechtkomen. De alchemistische teksten uit de vijftiende eeuw kregen daardoor een esoterisch cachet en zijn vaak duister en contradictorisch. Dixon herhaalt dan haar basisstelling uit 1980: linkerluik, middenpaneel, rechterluik en buitenluiken van de Tuin der Lusten geven de vier fasen van het alchemistische werk weer (coniunctio, coagulatio, putrificatio, purificatio). In dit artikel beperkt zij zich echter tot het identificeren van alchemistische apparatuur in de Tuin.
In het begin van haar artikel noteerde Dixon: ‘It would be impossible to prove that Bosch saw and copied intact a particular alchemical image in his paintings’. Enkele bladzijden verder stelt zij echter: ‘Bosch’s triptych is punctuated by forms and shapes which on the surface appear as mere flights of fancy, unless compared with diagrams found in distillation texts’. Het dient gezegd dat de voorbeelden die Dixon in dit artikel aanhaalt en de alchemistische afbeeldingen waarmee zij bepaalde Bosch-motieven vergelijkt, inderdaad meer dan eens erg overtuigend overkomen. Opvallend is bijvoorbeeld de overeenkomst tussen de centrale blauwe fontein (middenpaneel, achterplan) en de doorzichtige bol-met-koppel (middenpaneel, onderaan links) en een alchemistische ‘bruidskamer’ (zie afbeelding 9). De kolom met bovenaan een glazen bol-met-noppen (middenpaneel, rechterbenedenhoek) lijkt inderdaad op een bain-marie (vergelijk afbeeldingen 17 en 18). Dixon wijst verder op de glazen buizen, op hoofdbedekkingen die lijken op doorzichtige trechters en op de doorzichtige bolvormige koepel (middenpaneel, voorplan) waaronder drie personen schuilen, die lijkt op een afbeelding van een stoombad (zie afbeelding 27). Interessant is dat Dixon opmerkt dat geen van deze voorwerpen bij Bosch hun eigenlijke praktische functie vervullen, zij dienen slechts als ‘speelgoed’ voor de ‘kinderen van Adam en Eva’ (wat dan zou verwijzen naar de fase van het alchemistische werk die bekend stond als ‘kinderspel’).
De vogelzwermen en merkwaardige rotsvormen bovenaan het linkerbinnenluik brengt Dixon, alweer op niet onaannemelijke wijze, in verband met gassen die gereinigd worden tijdens het distillatieproces en met alchemistische ovens en flacons. In de alchemie wordt het eivormige vat waarin alle ingrediënten samenkomen en transmuteren, ‘ei’ genoemd. Dixon brengt een aantal eieren in de Tuin hiermee in verband, vooral het eivormige lijf van de zogenaamde Boommens op het rechterbinnenluik. De grote doedelzak op het hoofd van deze Boommens verwijst naar verluidt naar een cornamuse, een alchemistisch apparaat dat leek op een doedelzak (vandaar de benaming). Het feit dat deze voorwerpen zich bij Bosch in de hel bevinden, verklaart Dixon door hen te relateren aan de verrottingsfase (putrificatio), die onder invloed stond van de planeet Saturnus. De manier waarop zij de buitenluiken in verband brengt met de ablutio-fase (zuiveringsfase) lijkt echter minder overtuigend.
In een appendix geeft Dixon een overzicht van gedrukte boeken tussen 1460 en 1515 die met alchemie te maken hebben, en die Bosch zou kunnen gekend hebben.
Dixons benadering lijkt er inderdaad op te wijzen dat alchemie in Bosch’ Tuin der Lusten een rol speelt. Vele details, die anders op geen enkele manier verklaard kunnen worden, blijken effectief geïnspireerd te zijn op alchemistische laboratoriumapparatuur. Dat Bosch echter een alchemistisch totaalprogramma in de Tuin gestopt zou hebben, lijkt ons weinig waarschijnlijk. Dixon zegt zelf dat de op alchemistische apparaten lijkende voorwerpen hun eigenlijke (alchemistische) functie niet vervullen, en op de plaatsen in haar betoog waar zij wel alchemistische functies meent te herkennen, komt zij warrig en weinig overtuigend over. Dat Bosch de alchemie gebruikte als ‘trigger’ voor zijn verbeelding, lijkt ons nochtans erg aannemelijk. Tegelijk geeft Bosch niet de indruk de alchemie en haar ingewikkelde processen goed te kennen. Blijft dan natuurlijk de vraag: had Bosch een speciale bedoeling met het aanbrengen van (zij het dan oppervlakkige) referenties aan de alchemie in zijn drieluik?
[explicit 31 juli 2011]