Dollmayr 1898
“Hieronymus Bosch und die Darstellung der vier Letzten Dinge in der niederländischen Malerei des XV. und XVI. Jahrhunderts” (Hermann Dollmayr) 1898
[in: Jahrbuch der kunsthistorischen Sammlungen des allerhöchsten Kaiserhauses, Band 19 (1898), pp. 284-343]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 161 (H15)]
Over het leven en het werk van Bosch weten we zeer weinig. De latere tekstbronnen en inventarissen zijn weinig betrouwbaar, want de naam Bosch werd al snel een verzamelbegrip voor alles wat grotesk of fantastisch was. Een voorbeeld is de tekstbron uit 1589 die vermeldt dat een triptiek van Bosch met als hoofdvoorstelling Christus’ Intocht in Jeruzalem zich in een kerk in Bonn bevond. Het schilderij, dat verloren is gegaan, zou door een wegens zijn geloof vervolgde Nederlander naar Bonn zijn gebracht. Het Keisnijding-paneel (Prado) is volgens Dollmayr geen originele Bosch. De lijst van authentieke Bosch-werken is niet lang en bovendien moeten uit deze lijst nog een aantal schilderijen geschrapt worden. Dollmayr is wel in staat twee verloren gewaande werken aan het Bosch-oeuvre toe te voegen: de Triptiek met een Gekruisigde Martelares (Venetië) en de Eremieten-triptiek (Venetië).
Zeker van Bosch’ hand zijn ook de prachtige Aanbidding der Wijzen-triptiek (Prado), de Kruisdraging (Escorial), de Doornenkroning (Escorial) en de Lissabonse Antonius-triptiek. Niet van Bosch is de Doornenkroning-triptiek in Valencia, waarin op een mes een monogram voorkomt dat we ook terugvinden in de Weense Laatste Oordeel-triptiek. Dit monogram verwijst volgens Dollmayr niet naar Jan Mandijn, maar naar een Monogrammist M, een Haarlemse kunstenaar, misschien te identificeren met Jan Mostaert en wellicht de discipulo die gesignaleerd wordt door Felipe de Guevara. Dollmayr schrijft het Zeven Doodzonden-paneel (Prado), de Hooiwagen-triptiek (Escorial), de Tuin der Lusten-triptiek (Prado), de Weense Laatste Oordeel-triptiek en het Keisnijding-paneel (Prado) toe aan deze Monogrammist M. Men notere daarbij overigens dat volgens zijn eigen zeggen Dollmayr de werken van Bosch in Spanje alleen kende van foto’s [p. 292].
De rest van Dollmayrs artikel bestaat uit een (vaak langdradig) overzicht van de eschatologische traditie uit de Oudheid en de Middeleeuwen, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de beschrijvingen van de onderwereld en de hel. Dat Bosch en anderen door deze traditie beïnvloed werden, is niet verwonderlijk: rond 1500 bereikte de angst voor duivel en heks een hoogtepunt. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst werden teksten als Sint-Patricius’ Vagevuur, Tondalus’ Visioen, De Reis van Jan van Mandeville, de Legenda aurea en Le grand Kalendrier et compost des Bergers in de volkstalen voor een breder publiek toegankelijk. Ook Bosch werd er wellicht door beïnvloed. En in een tijd die zoveel aandacht besteedde aan hel en duivel, is het logisch dat ook tegen de duivel kampende heiligen als Sint-Antonius, Sint-Christoffel en Sint-Job op de voorgrond traden.
[explicit 15 september 2015]