Filedt Kok 1973
“Underdrawing and drawing in the work of Hieronymus Bosch: a provisional survey in connection with the paintings by him in Rotterdam” (J.P. Filedt Kok) 1973
[in: Simiolus, vol. 6 (1972-73), nr. 3/4, pp. 133-162]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 42 (D6)]
Inzicht in de methode van een schilder, in zijn techniek en in de manier waarop hij zijn schilderijen componeert, kan een hulpmiddel zijn bij het vaststellen van zijn authentieke oeuvre. In dit verband kan men nu de ondertekening (de tekening op witte ondergrond die de basis vormt van de meeste vijftiende- en zestiende-eeuwse schilderijen) bij het stijlonderzoek betrekken. Uiteraard dient men hierbij de grootste voorzichtigheid aan de dag te leggen: leerlingen en assistenten kunnen de techniek van de meester hebben overgenomen of kunnen een door de meester ontworpen schilderij verder uitgewerkt hebben. Daarom mogen de resultaten van het ondertekeningonderzoek slechts gebruikt worden samen met andere informatie. Bovendien zijn resultaten die slechts gebaseerd zijn op een deel van het bekende oeuvre van een schilder, altijd van voorlopige aard.
De ondertekening van een laatmiddeleeuws schilderij kan blootgelegd worden aan de hand van infraroodfotografie en infraroodreflectografie. Deze twee methoden werden door Filedt Kok toegepast op de Bosch-panelen die zich in Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam bevinden: de H. Christoffel, de Vagebond en de twee zogenaamde Zondvloed-panelen. De auteur wijst erop dat een compleet technisch onderzoek ook nog zou moeten gebaseerd zijn op andere methoden, zoals röntgenfotografie en studie van de verflaag.
Zoals de meeste van zijn tijdgenoten werkte Bosch op een witte ondergrond bestaande uit een mengeling van kalk en lijm. Daarop werd dan de ondertekening aangebracht, in het geval van Bosch door middel van een borstel en zwarte waterverf. Bosch ging bij het aanbrengen van de ondertekening snel, trefzeker en schetsmatig te werk. Hoogstwaarschijnlijk bracht hij over de ondertekening een beschermende laag aan, bestaande uit wit lood. Vaak werkt het wit van deze laag nog mee in de verf van de uiteindelijke bovenlaag, zoals duidelijk blijkt uit röntgenfoto’s (soms is het zelfs met het blote oog te zien).
De ondertekening bij Bosch werd in 1967 reeds onderzocht door Van Schoute. Op basis van dit onderzoek deelde Van Schoute het Bosch-oeuvre in in drie groepen, maar hij wees erop dat het nog te vroeg was om hier conclusies aan vast te knopen in verband met de authenticiteit of de datering (temeer omdat de buitenpanelen van de Lissabonse Antonius-triptiek tot de derde groep bleken te behoren, terwijl de binnenpanelen eerder aansloten bij de tweede groep).
Filedt Kok bespreekt dan de ondertekening van de Rotterdamse panelen. Het Sint-Christoffel-paneel blijkt daarbij aan te sluiten bij Van Schoutes eerste groep, het Vagebond-paneel past in de tweede groep, terwijl de Zonvloed-panelen gedeeltelijk lijken aan te sluiten bij de derde groep. Dit alles lijkt Van Schoutes indeling in drie groepen te bevestigen, maar verder doorgedreven en nauwkeuriger onderzoek van Filedt Kok wijst uit dat er meer gelijkenissen tussen de drie groepen zijn dan Van Schoute doet uitschijnen. Filedt Kok deelt uiteindelijk het werk van Bosch (hypothetisch en voorlopig!) in in twee groepen: schilderijen met een schetsmatige ondertekening (bijvoorbeeld het Sint-Christoffel-paneel) en schilderijen met een nauwgezet uitgewerkte ondertekening (bijvoorbeeld het Vagebond-paneel en de Antonius-triptiek). Om hier conclusies aan te verbinden in verband met de chronologie is het nog te vroeg (de triptieken in Madrid, Wenen en Venetië werden nog niet in het onderzoek betrokken) maar op de lange duur moet dit wel tot de mogelijkheden behoren. Het is overigens niet te bewijzen dat Bosch linkshandig zou geweest zijn.
In het tweede deel van zijn artikel gaat Filedt Kok het verband na tussen Bosch’ ondertekeningen en zijn tekeningen. Friedländer, Baldass en Tolnay hebben in het verleden reeds geschreven over Bosch’ tekeningen (zie noot 52 voor bibliografische referenties), maar nog nooit werden de tekeningen vergeleken met de ondertekeningen van de schilderijen. Voorzichtigheid is ook hier echter geboden, want de tekeningen werden meestal uitgevoerd met de pen, de ondertekeningen met het penseel. De auteur komt tot de conclusie dat er inderdaad overeenkomsten zijn tussen Bosch’ tekeningen en ondertekeningen en deze overeenkomsten kunnen een rol spelen bij de authenticiteitsvraag, echter alleen samen met andere criteria.
Filedt Kok besluit dat het nog te vroeg is voor definitieve uitspraken, maar hij heeft willen aantonen dat de studie van de ondertekening een hulpmiddel kan zijn in verband met het vaststellen van de authenticiteit en de chronologie van het Bosch-oeuvre.
[explicit]