Jheronimus Bosch Art Center

Die altniederländische Malerei - 5. Band: Geertgen van Haarlem und Hieronymus Bosch

Friedländer 1927
Friedländer, Max J.
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Aantal pagina's: 79-130
Uitgever: Paul Cassirer, Berlijn
Uitgave datum: 1927

Friedländer 1927 / Friedländer 1969

 

Die altniederländische Malerei - 5. Band: Geertgen van Haarlem und Hieronymus Bosch (Max J. Friedländer) 1927

[Paul Cassirer, Berlijn, 1927, pp. 79-130]

[Engelse heruitgave: Max J. Friedländer, Early Netherlandish Painting. Volume V: Geertgen tot Sint Jans and Jerome Bosch. Comments and notes by G. Lemmens. A.W. Sijthoff-La Connaissance, Leiden-Brussel, 1969, pp. 45-72/81-88/93/98-100]

[Ook vermeld in Gibson 1983: 19 (A29/A94]

 

Wij citeren hier naar de Engelse heruitgave.

 

In het voorwoord: Bosch werkte in ’s-Hertogenbosch dat toen behoorde tot het hertogdom Brabant, nogal verwijderd van het cultureel centrum Holland.

 

Leven en werken van Bosch

 

Bosch is in elk opzicht een meester van de vijftiende eeuw. ’s-Hertogenbosch behoort nu tot Nederland, maar het is niet Nederlands in culturele zin, als we al kunnen spreken over een Nederlandse culturele regio in de vijftiende eeuw. Er wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen Bosch’ oeuvre en werken van zijn navolgers omdat het leeuwendeel van de aandacht uitgaat naar de inhoud van de werken, terwijl het onderzoek naar vorm en kleur stiefmoederlijk behandeld wordt. De authenticiteitsproblematiek moet steunen op vijf, zeker originele werken die gesigneerd zijn: de Antonius-triptiek (Lissabon), de Aanbidding der Wijzen-triptiek (Madrid), het Johannes op Patmos-paneel (Berlijn), de Julia-triptiek (Venetië) en de Eremieten-triptiek (Venetië). Andere belangrijke werken bevinden zich (anno 1927!) in het Escorial.

 

Friedländer bespreekt dan de werken van Bosch volgens thematiek:

  • evangelische uitbeeldingen, devotiepanelen;
  • het Laatste Oordeel, de heiligen en de hel;
  • voorstellingen op de grens tussen genre, satire en allegorie.

De twee laatste groepen waren in de zestiende eeuw populairder en bleven dus beter bewaard, zodat ons beeld vervormd is: de fantastische creaties zijn in de meerderheid. Een chronologische behandeling is zeer moeilijk. Friedländer kiest dus voor een thematische behandeling, al probeert hij wel aandacht te schenken aan de chronologie, zich daarbij baserend op stijlonderzoek.

Bosch’ persoonlijkheid

Friedländer wijst op het gevaar van de historische methode: No sooner is every quality seen as a consequence, when innocence drops away from observation. Rond 1550 was er een Bosch-revival: Jan de Cock, Jan Mandyn, Gilles Mostaert, Frans Verbeeck, Pieter huys, Herri met de Bles en vooral Pieter Bruegel. ’s-Hertogenbosch ligt nu in Noord-Brabant, maar daar kan de kunsthistoricus weinig mee doen (sic!). Bosch’ voorliefde voor het groteske dat spot met het kwaad, was al aanwezig in kerksculpturen, in houtsnijwerk van koorbanken en in manuscripten. Wat Bosch ook geloofde, hij was een pessimist, maar vooral een kunstenaar: de duivel was de baas, maar had zijn schrikwekkende karakter verloren. Bosch was geen portrettist: alleen het speciale (eigenaardige fysiognomieën) fascineerde hem. Zijn leraars moeten provinciale paneelschilders geweest zijn, misschien boekillustratoren die geen blijvende invloed op hun leerling hadden.

 

Tekeningen van Bosch en prenten naar zijn werk

Bosch’ artistieke persoonlijkheid is veel duidelijker in zijn tekeningen dan in zijn panelen: in de tekeningen moest hij geen rekening houden met opdrachten en kon hij zijn inspiratie de vrije loop laten. Lijst van originele tekeningen op pp. 68-69. Een scherp onderscheid dient gemaakt tussen de prenten die dateren uit Bosch’ leefperiode en degene die Hieronymus Cock publiceerde tussen 1550-60. De eerste groep is belangwekkender, vooral de prenten van Alart du Hameel. Er is ook nog een derde groep prenten, gemaakt door een derde auteur. Een cataloog van Bosch’ schilderijen op pp. 81-88, 90 en 91-93.

Friedländers besprekingen van de afzonderlijke panelen en tekeningen zijn erg moeilijk samen te vatten omwille van de vaag blijvende, ongrijpbare schrijfstijl die hierbij gehanteerd wordt. Zoals Friedländer zelf in het voorwoord bij zijn "Von Eyck bis Bruegel" (eerste editie in 1916, tweede vermeerderde druk in 1921, Engelse vertaling en heruitgave in 1956, Nederlandse vertaling in 1957) reeds schreef: 'Onsystematisch gerangschikte aforistische opmerkingen kunnen het snelste visuele indrukken overbrengen, deze of gene eigenschap naar voren doen springen' (editie 1957, pp. 6-7).

[explicit]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram