Gerlach 1980a
“[Recensie van Steemers 1979]” (P. Gerlach OFM Cap.) 1980
[in: Spiegel der Letteren, jg. 22 (1980), nr. 2, pp. 134-137]
[Niet vermeld in Gibson 1983]
Pater Gerlach bespreekt Steemers 1979 (dat handelt over de Weense Laatste Oordeel-triptiek). Hij merkt eerst zijdelings op dat zogenaamde ‘huisaltaren’ en triptiekjes, bestemd voor de adel of vooraanstaande magistraten in onze streken, gewoonlijk alleen langs binnen beschilderd waren, omdat ze altijd open stonden.
Steemers ziet naar verluidt in het middenpaneel van het Weense Laatste Oordeel ten onrechte een uitbeelding van het Laatste Oordeel: een opstanding van de doden ontbreekt namelijk. Volgens Gerlach beeldde Bosch hier een ‘oordeel’ uit ‘over de mensen die zich bezondigen aan de Zeven Hoofdzonden’.
Gerlach heeft ook kritiek op de literaire bronnen die Steemers gebruikte voor zijn onderzoek (onder meer Dat Boeck vander Voirsienicheit Godes, de Tafel van den Kersten Ghelove, Tondalus’ Visioen). Bosch vond zijn inspiratie in de volkse prediking of in andere geestelijke traktaten. Wel geeft Gerlach toe dat de door Steemers aangehaalde Middelnederlandse teksten kunnen dienen om dieper door te dringen tot de Bosch-fantasieën. Steemers baseerde zich daarbij overigens vooral op zijn literair-historische voorganger Dirk Bax.
In zijn geheel maakt Steemers’ boek op Gerlach de indruk van een onvoldragen vrucht. Maar elke poging tot ‘interpretatie’ van Bosch is te waarderen.
Deze recensie is zelf ook een ‘onvoldragen vrucht’. Zeer zwak zijn bijvoorbeeld Gerlachs visie op het onderwerp van het middenpaneel (het zou géén Laatste Oordeel zijn), zijn opmerkingen over de ‘geringe invloed op Bosch’ van onder meer het Tondalus’ Visioen, en het feit dat hij in verband met de buitenluiken niets zegt over de mogelijke opdrachtgever Filips de Schone.
[explicit 20 augustus 1995]