Jheronimus Bosch Art Center

The Earliest Description of Bosch's Garden of Delight

Gombrich 1967
Gombrich, E.H.
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 1967
Bron: Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, XXX (1967), pp. 403-406

Gombrich 1967

 

“The Earliest Description of Bosch’s Garden of Delight” (E.H. Gombrich) 1967

[in: Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, XXX (1967), pp. 403-406]

[Met enkele kleine varianten heruitgegeven in: E.H. Gombrich, Gombrich on the Renaissance. Volume 3: The Heritage of Apelles, Phaidon Press, Londen, 1993 (2) (eerste druk: 1976), pp. 79-82]

[Ook vermeld in Gibson 1983: 90 (E103 / E104)]

 

Gombrich verwijst in dit korte artikel naar een passage uit het reisdagboek van Antonio de Beatis die in 1517-18 kardinaal Luigi d’Aragona vergezelde op diens reis door Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland, de Nederlanden en Frankrijk. Op 30 juli 1517 bezocht het gezelschap te Brussel het paleis van Hendrik III van Nassau, op dat ogenblik Regent van de Nederlanden. De Beatis beschrijft een aantal schilderijen die hij in het paleis kon bewonderen en één van die beschrijvingen lijkt duidelijk te verwijzen naar Bosch’ Tuin der Lusten-triptiek.

 

Gombrich vermeldt dat Otto Kurz kort voordien aannemelijke bewijzen heeft gevonden voor het feit dat de Tuin der Lusten in het paleis van Willem van Oranje door de Spanjaarden geconfisceerd werd. Dit bevestigt volgens hem de identificatie van het schilderij want Willem was een latere erfgenaam van Hendrik III. De link tussen Bosch en de graven van Nassau is naar verluidt trouwens helemaal niet zo verrassend, als men weet dat de domeinen van deze laatsten voornamelijk in Noord-Brabant waren gelegen en dat hun favoriete residentieplaats Breda was.

 

De Beatis’ tekst helpt ons niet verder bij een iconografische interpretatie van de Tuin der Lusten, maar volgens Gombrich kunnen we er wel uit leren dat de internationale adel Bosch’ werk reeds vroeg wist te appreciëren. Gombrich wijst ook op het feit dat Hendrik III bekend stond als een figuur die van wreedheden en grove humor hield: een niet onbelangrijk gegeven als we Bosch willen leren bekijken zoals zijn opdrachtgevers dat deden. Hij voegt er ten slotte nog aan toe dat het seksuele element in het verleden misschien te veel beklemtoond werd bij de interpretaties van de Tuin der Lusten, en dat er te weinig aandacht werd besteed aan het thema van de instabiliteit en de onstandvastigheid dat duidelijk in het schilderij aanwezig is.

 

Gombrich’ artikel vormde een belangrijke stap voorwaarts in de opstelling van de pedigree van Bosch’ triptiek. In zijn bijdrage aan de wetenschappelijke catalogus van de Bosch-tentoonstelling te ’s-Hertogenbosch in 1967 citeerde Steppe de bewuste passage bij De Beatis trouwens ook (zie Bijdragen 1967: 8/11). Steppe had zijn ontdekking in verband met de herkomst van de Tuin der Lusten echter reeds meegedeeld in Jaarboek Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1962, pp. 166-167 (zoals ook gesignaleerd in Lemmens/Taverne 1967-68: 71 (noot 2).

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram