Janssen 2002
“Gebruiksvoorwerpen met een boodschap – Een aspect van de beeldtaal van Jeroen Bosch (2)” (Hans L. Janssen) 2002
[in: Bossche Bladen, jg. 4 (2002), nr. 1, pp. 17-24]
Naar aanleiding van de Bosch-tentoonstelling in Rotterdam (2001) werden een aantal voorwerpen op de schilderijen van Bosch vergeleken met archeologische vondsten uit ’s-Hertogenbosch. In dit vervolgartikel op Janssen 2001 (zie aldaar) komen de voorwerpen aan bod die door Bosch abnormaal groot werden afgebeeld. Waarschijnlijk werd Bosch hierbij geïnspireerd door de miniatuurkunst. Janssen concentreert zich op messen en op de keramiek, die een sleutelrol vervullen in Bosch’ symboliek van (vooral seksuele) zonde en straf.
Uit het in ’s-Hertogenbosch opgegraven archeologische materiaal blijkt dat de door Bosch afgebeelde reusachtige messen, compleet met de ‘M’ als makersmerk, als normale vijftiende-eeuwse tafelmessen zijn te beschouwen. Ook de kannen blijken gewone huishoudelijke gebruiksvoorwerpen geweest te zijn, met als uitzondering de staande kan met pokdalig voorkomen op het rechterluik van de Tuin der Lusten: dit was een luxevoorwerp dat thuishoorde in een adellijke context. Ook op de beste schilderijen komen naast betrouwbare afbeeldingen sjabloneachtige weergaven voor, vooral van keramiek. Dit wijst op de activiteit van een atelier, met een meester en medewerkers.
De meeste door Bosch geschilderde messen en kannen zijn karakteristiek voor de periode ca. 1425 – ca. 1480. Materiaal dat karakteristiek is voor de periode ca. 1490 – ca. 1510 ontbreekt, op een enkele uitzondering na. Dit kan betekenen dat een vroegere datering voor de meeste originele Bosch-schilderijen moet worden overwogen.
[explicit 7 september 2017]