Van Baaren 1985b
“Jeroen Bosch: de interpretatie van zijn werk” (Th.P. van Baaren) 1985
[in: Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans, jg. 3, nr. 3 (december 1985), pp. 21-31]
De toegang tot het werk van Bosch is langs vele en zeer verschillende wegen gezocht zonder dat dit tot nu toe geleid heeft tot een min of meer algemene overeenstemming. Indien wij in een schilderij van Bosch een bepaalde grondgedachte kunnen vinden, volgt daaruit nog niet dat wij ons bij de uitleg tot één methode moeten beperken. Binnen het gevonden of vermoede kader zijn uiteenlopende benaderingen mogelijk, al blijft het centrale perspectief natuurlijk wel richtinggevend. Het is onjuist om alle verklaringen in overeenstemming te willen brengen met één bepaalde interpretatiemethode, zoals Bax en Fraenger hebben gedaan. Bax, die een filologische benadering van Bosch voorstaat, maakt van het Bosch-oeuvre te veel een rebus die vrijwel losstaat van het geestelijk leven van zijn tijd. Talrijke details hebben bij Bosch een diepere betekenis, maar het is niet nodig om achter elk detail een verborgen inhoud te willen zoeken, want dan doen wij te kort aan de artistieke verbeelding van de kunstenaar, alsof een beeld alleen maar bestaansrecht zou kunnen verwerven via de taal en het woord. Fraenger, Bax’ belangrijkste tegenpool, en Wertheim Aymès verliezen in hun beschouwingen dan weer alle waarschijnlijkheid uit het oog en komen tot de meest fantastische conclusies.
Van Baaren is van mening dat de verklaring van details bij Bosch in uiteenlopende richtingen moet gezocht worden en niet volgens één systeem. Iedere onderzoeker kan dan iets zinvols bijdragen dat anderen niet hebben opgemerkt. Soms geeft Bosch realistische dingen weer die hij in zijn omgeving heeft gezien of beeldt hij spreekwoorden en gezegden uit, maar andere keren ontleent hij zijn symboliek aan de bijbel en de kerk van zijn dagen, aan de mystiek, aan de astrologie of aan de alchemie. Op de rijkdom en de originaliteit van zijn verbeeldingskracht wordt echter veel te weinig gewezen.
De Brabantse school waarvan pater Gerlach de bekendste vertegenwoordiger is, heeft zich tot doel gesteld de orthodoxie van Bosch door dik en dun te verdedigen en hem te laten opgaan in zijn directe milieu. Maar al te vaak willen deze auteurs de schilder in een regionaal en zelfs parochiaal keurslijf persen door Bosch’ leefwereld te beperken tot bepaalde volkse en populaire elementen. Alchemie en mystiek vormden echter evenzeer een deel van het laatmiddeleeuwse klimaat als carnaval en volksvroomheid.
Dit is een nuchter en intelligent geschreven artikel. Van Baaren biedt beknopt ook enkele interessante concrete analyses van details uit onder meer de Tuin der Lusten, de Hooiwagen, de Rotterdamse Marskramer en het Zeven Hoofdzonden-paneel.
[explicit 11 augustus 2012]