Van den Brink 2003
“Hieronymus Bosch as model provider for a copyright free market”
(Peter van den Brink) 2003
[in: Hélène Verougstraete en Roger Van Schoute (red.), Le dessin sous-jacent et la technologie dans la peinture. Colloque XIV. 13-15 septembre 2001. Bruges-Rotterdam. Jérôme Bosch et son entourage et autres études.Uitgeverij Peeters, Leuven-Parijs-Dudley (Ma.), 2003, pp. 84-101]
De vroege receptie van het Bosch-oeuvre is een stiefmoederlijk behandeld onderwerp binnen de Bosch-studie. Van den Brink heeft het over de ‘handel’ in Bosch-navolgingen uit de tweede helft van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Bosch’ schilderijen waren vooral herkenbaar omwille van hun onderwerpen, en veel minder omwille van hun stijl. Omdat kennerschap bij het koperspubliek zelden voorkwam, was het niet zo moeilijk dit publiek te bedriegen met Bosch-imitaties.
Van den Brink bespreekt vervolgens een aantal Bosch-navolgingen die technisch onderzocht werden. De kopie van het middenpaneel van de Aanbidding der Wijzen-triptiek (Prado) in het Suermondt Ludwig Museum te Aken blijkt twee ondertekeningen te bevatten, waarvan de onderste de Parabel van de Verloren Zoon uitbeeldt. Volgens het dendrochronologisch onderzoek kon het paneel beschilderd worden vanaf 1540. De Verzoeking van de H. Antonius (Indianapolis), een kopie van het middenpaneel in Lissabon, werd geschilderd over het afgewerkte portret van een man. Het paneel kon beschilderd worden vanaf 1531. De Verzoeking van de H. Antonius die in ’s-Hertogenbosch bewaard wordt (Verzaming-Van Lanschot), is geschilderd over een compositie met heiligen en schenkers. Het paneel was beschilderbaar vanaf 1561.
De enige volledige kopie van de Antonius-triptiek (Lissabon) bevindt zich in Brussel en werd waarschijnlijk geschilderd na 1520. De kopiist was bekend met Bosch’ stijl en was wellicht een leerling of een assistent uit Bosch’ atelier. De kopie van het middenpaneel van de Antonius-triptiek in Rotterdam is jonger dan de versie in Brussel en werd waarschijnlijk gekopieerd naar de Brusselse triptiek. De kopie van het middenpaneel in São Paulo kan geschilderd zijn vanaf 1511. De kopie van het middenpaneel in het Noordbrabants Museum (’s-Hertogenbosch) is geschilderd over een andere compositie, die de Vlucht uit Troje voorstelt. Het paneel kon beschilderd worden vanaf 1530. De kopie van het Antonius-middenpaneel is op het schilderij aangebracht via een karton. Door de compositie over te tekenen op een transparant en deze vervolgens op andere gelijkaardige composities te leggen, kan men op het spoor komen van ateliers die zich in het kopiëren specialiseerden. Deze techniek zou ook op andere composities naar Bosch toegepast moeten worden, maar hier valt nog veel veldwerk te verrichten. Van den Brink wijst terloops eveneens op het verschijnsel van de ‘spookkopieën’ (phantom copies): schilderijen die eruit zagen als kopieën maar waarvan geen origineel bestond. Deze ‘spookkopieën’ waren het product van gespecialiseerde ateliers die om commerciële redenen wilden voldoen aan de vraag naar werk van bekende meesters. De Verzoeking van de H. Antonius in de verzameling-Van Lanschot kan beschouwd worden als zulk een ‘spookkopie’.
Waarom werden opvallend veel Bosch-kopieën geschilderd op panelen met een reeds afgewerkte voorstelling? Het antwoord is wellicht: omdat deze panelen oud waren en zo de indruk konden geven dat ze geen imitaties, maar authentieke Bosch-werken waren. Dit hergebruiken van oude, beschilderde panelen wijst erop dat Bosch in de zestiende en zeventiende eeuw imiteerbaar was én goed in de markt lag, en dat een aantal schilders hiervan profiteerden om met succes de kunstmarkt (die nog geen copyright kende) te bedriegen, en daar financieel beter van te worden.
[explicit]