Vandenbroeck 2009
“Meaningful Caprices. Folk culture, middle-class ideology (ca 1480-1510) and aristocratric recuperation (ca 1530-1570): a series of Brussels tapestries after Hieronymus Bosch” (Paul Vandenbroeck) 2009
[in: Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 2009 (gepubliceerd in 2011), pp. 212-269]
Het Spaanse Patrimonio Nacional bezit vandaag vier wandtapijten ‘naar Bosch’. De onderwerpen zijn: Sint-Maarten en de bedelaars, De Verzoekingen van Sint-Antonius, De Hooiwagen en De Tuin der Lusten (een spiegelbeeldige kopie van het origineel in het Prado). Deze vier wandtpijten vormen blijkbaar enkel een reeks omdat ze Boschiaanse motieven vertonen en als dusdanig zijn ze uniek. Uit de zestiende eeuw kennen we drie bezitters van een soortgelijke reeks, waartoe ook nog een vijfde exemplaar behoorde, voorstellende De Krijgsolifant: de Franse koning Frans I, kardinaal Granvelle en de hertog van Alva. In het eerste deel van deze jaarboekbijdrage bespreekt Vandenbroeck uitgebreid de iconografie van de vijf wandtapijten (inclusief dus De Krijgsolifant, bekend uit andere versies), wat de auteur de gelegenheid biedt talrijke van zijn vroegere inzichten rond Bosch hier nog eens op te frissen (voor een internationaal publiek, want geschreven in het Engels). Merkwaardig is dat Vandenbroeck hier suggereert dat Bosch het Tuin der Lusten-drieluik voor zichzelf schilderde, misschien naar aanleiding van zijn huwelijk in 1484. Enkele jaren later, in zijn monografie Utopia’s Doom, is hij daar duidelijk van teruggekomen (zie Vandenbroeck 2017).
In een tweede deel gaat Vandenbroeck de geschiedenis van de Spaanse wandtapijten na. Hij concludeert dat het hoogstwaarschijnlijk gaat om de wandtapijten die in het bezit waren van kardinaal Granvelle en door zijn erfgenamen verkocht werden aan keizer Rudolf II. Hoe de serie dan in de zeventiende eeuw van Praag/Wenen naar Madrid verhuisde, is niet geweten. De auteur stelt ook dat het wandtapijt van De Tuin der Lusten niet gekopieerd werd naar het origineel, maar naar een kopie ervan, waarschijnlijk de kopie die zich eertijds in de verzameling van de Comte de Pomereu in Parijs bevond (en in 2022 in de kunsthandel te Genève). Noot 169 (pp. 264-265) somt een aantal details van het middenpaneel op, waarbij deze kopie en het wandtapijt samen verschillen van het origineel. Waarbij kan opgemerkt worden dat een detail van de rechter benedenhoek (de planten boven de drie personages in een spelonk) wel voorkomt op de kopie, maar niet (meer?) op het origineel én op het wandtapijt. Op het origineel is deze plek duidelijk corrupt.
Verborgen in een andere voetnoot (2, p. 214) treft men een handige, beknopte samenvatting aan van Vandenbroecks visie op de Bosch-exegese, die tegelijk aangeeft hoe men volgens Vandenbroeck Bosch dient te benaderen. Ik vertaal deze noot hier integraal…
'Het werk van Jheronimus Bosch is het onderwerp geweest van talrijke internationale studies en publicaties in verschillende talen. Ondanks de beste bedoelingen van de auteurs, zijn deze studies vaak oppervlakkig en voorspelbaar bevooroordeeld vanuit een linguïstisch en cultureel perspectief. In dit verband is het waard om de noodzaak te beklemtonen van, op de allereerste plaats, onderzoek op verschillende niveau’s, gericht op verschillende lagen van de laatmiddeleeuwse Europese cultuur. Even onmisbaar is gedetailleerd regionaal onderzoek dat rekening houdt met alle relevante folkloristische, iconografische, juridisch-historische, godsdiensthistorische en ideologiehistorische elementen (in wat volgt, zal vaak verwezen worden naar zeer lokale publicaties. Ten derde is inzicht vereist in Bosch’ visuele taal. En ten vierde moet rekening gehouden worden met de antropologische en cultuurhistorische context.'
[explicit 6 juli 2024 – Eric De Bruyn]