Dat leven ende die gheboort sinte katherinen (anoniem) XV
[Teksteditie: Hildo van Es en Ludo Jongen (eds.), Het leven van de heilige Katherina van Alexandrië. Teksteditie met inleiding, hertaling en commentaar. Middelnederlandse tekstedities 14, Verloren, Hilversum, 2011 = Sinte Katherine ed. 2011]
Genre
Een heiligenleven, geschreven in Middelnederlands proza. De tekst, die bestaat uit verschillende onderdelen, heeft geen overkoepelende titel. Het opschrift bij het eerste onderdeel luidt: ‘Hier beghint dat leven ende die gheboort Sinte Katherinen’.
Auteur
Anoniem.
Situering / datering
Het betreft hier een convoluut dat bestaat uit twee, oorspronkelijk zelfstandige handschriften. Het eerste handschrift is Hollands en dateert uit het midden of de tweede helft van de vijftiende eeuw (met als terminus post quem 1423). Het tweede handschrift is Zuid-Hollands en dateert uit de tweede helft van de vijftiende eeuw [ed. 2011: 23 (noot 38) / 195-197]. Het boekje was sinds circa 1949 in het bezit van professor G.A. van Es, hoogleraar Neerlandistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen (1946-1975). Thans is het in het bezit van diens zoon Hildo van Es te Wapenveld. Pas sinds 2011 is de volledige tekst bereikbaar in een moderne editie.
De Middelnederlandse vita gaat terug op een Latijnse grondtekst die zelf gebaseerd is op een Grieks origineel dat vermoedelijk ontstaan is in de zevende eeuw en waarvan slechts fragmenten zijn overgeleverd. Waarschijnlijk is de Latijnse overlevering begonnen in de negende eeuw en in het begin van de twaalfde eeuw zijn hierin alle onderdelen van de passio aanwezig. Later werd deze passio aangevuld met twee voorberichten, de nativitas en de conversio. Aan de Middelnederlandse tekst werd na 1217 een soort reisverslag door de Sinaï toegevoegd met een verslag van de vinding van Katherina’s stoffelijke resten. Het tweede handschrift in het hier uitgegeven convoluut bevat nog een geheel ander bericht over de vinding van Katherina’s stoffelijke resten.
Inhoud
Het eerste handschrift bevat vier onderdelen. Het geboorteverhaal (de nativitas), het bekeringsverhaal (de conversio), Katherina die discussieert met heidense filosofen en het lijdensverhaal (de passio) en ten slotte een reisverslag door de Sinaï (geschreven vanuit het perspectief van een vrome toerist) met de ontdekking van Katherina’s lichaam en enkele mirakelen. Het tweede handschrift geeft een andere, bijna journalistiek overkomende versie van de ontdekking van Katherina’s lichaam in de Sinaïwoestijn waarop eveneens enkele mirakelen volgen.
De Katherina-vita zou zich afspelen rond het jaar 300. Volgens de tekst werd zij op 25 november 310 onthoofd. De figuren van koning Costus (Katherina’s vader) en keizer Maxentius (haar tegenstrever) zijn historisch moeilijk of niet te plaatsen.
Thematiek
Manifest christelijke propaganda met een religieus-didactische voorbeeldfunctie die duidelijk gericht is op vrouwelijke kloosterlingen.
Receptie
Kloosterliteratuur in de stad. De tekst is afkomstig uit het Sint-Margrietenklooster te Gouda, dat ontstond uit een in 1386 opgericht huis voor semi-religieuze vrouwen. In 1416 namen de bewoonsters de regel aan van de Derde Orde van Sint-Franciscus (tertiarissen) en in 1423 stelde men zich onder de kloosterregel van Sint-Augustinus: de bewoonsters werden Reguliere Kanunnikessen van Sint-Augustinus. Na 1423 werden de hier uitgegeven teksten in Gouda gekopieerd.
Profaan / religieus?
Manifest religieus.
Persoonlijke aantekeningen
Alles in deze uitgave (de inleiding, de Middelnederlandse tekst, de hertaling, de voetnoten, de appendixen, de bibliografie) toont aan dat Ludo Jongen zich op werkelijk voorbeeldige wijze heeft uitgesloofd om de lezer een prachtige moderne editie van deze Sint-Katherina-vita te bezorgen. Respect! Het is dan ook een beetje cru om de vraag te stellen of deze Middelnederlandse vita zoveel moeite, tijd en energie eigenlijk wel verdient. De tekst is namelijk niet direct een hoogtepunt te noemen van de vijftiende-eeuwse Middelnederlandse literatuur: het onderwerp op zich is al een beetje naïef en clichématig en bevat weinig wereldschokkende dingen, maar bovendien komen de stijl en de redeneertrant (vooral in het eerste handschrift) op vele plaatsen erg onhandig en zelfs onduidelijk over. Als Jongen op pagina 97 in voetnoot 138 noteert: ‘De redenering is moeilijk te volgen’, dan geldt die uitspraak hoegenaamd niet alleen voor déze bladzijde.
Mogen we, naast alle terechte lof, toch ook aanmerken dat Jongen enkele kleine foutjes maakt. Nederlanders blijven rare dingen doen met lidwoorden. Pagina 12 lezen we ‘het benedictijnerabdij in Monte Cassino’: moet het niet zijn ‘de abdij’? Op de bladzijden 80-81 vertaalt Jongen ‘in een onreyn heymelicheit’ als ‘in een smerige, verborgen plaats’. Waarom niet gewoon vertalen ‘in een toilet’ (of ‘plee’, of ‘latrine’)? Op pagina 122 krijgt Katherina in de gevangenis voedsel via een witte duif en op pagina 124 zegt Katherina dat zij voedsel kreeg van een engel. In voetnoot 197 noteert Jongen dat de auteur blijkbaar het spoor bijster was, ‘want eerder was sprake van een witte duif’. Blijkbaar is hij niet op de hoogte van de middeleeuwe topos waarbij duiven symbolisch verwijzen naar engelen. Jongen doet het ook uitschijnen alsof Katherina altijd heel beleefd en hoffelijk is tegenover haar tegenstanders, omdat zij hen altijd met u aanspreekt, terwijl die tegenstanders jij-en en jou-en. Op pagina 86 richt Katherina zich echter tot de keizer met de woorden: ‘O keyser, du en hebste desen strijt niet gheordineert mit gheliken recht’, waarbij Jongen vertaalt: ‘Keizer, u hebt deze strijd niet voorgeschreven met gelijke rechten’. Het Middelnederlandse du betekent echter wel degelijk jij terwijl ghi = u. Als Katherina op dezelfde bladzijde de filosofen aanspreekt met ghi hoeft dit trouwens evenmin vertaald te worden met u, maar is jullie ook mogelijk. Dezelfde vertaalfout (du = u, di = u, dijn = uw) komt onder meer ook voor op de bladzijden 90-91, 96-97, 98-99, 100-101, 126-127 enz. Met andere woorden: Katherina is minder hoffelijk dan Jongen wil doen uitschijnen.
Maar toegegeven: iedereen maakt foutjes, ook middeleeuwse vertalers en kopiisten trouwens. Een bijzonder aardig voorbeeldje vinden we op pagina 152, waar het Latijnse boidewini (= Bedoeïenen) foutief wordt weergegeven als boude wiven (stoutmoedige vrouwen). Wellicht niet foutief, maar oncontroleerbaar en in elk geval leuk als weetje is dat in de tekst Katherina beschreven wordt als een beeldschoon meisje, ofschoon ze nogal klein van postuur was. Si wies meer in seden en in consten ende in wijsheden dan inden lichaem, noteert de Middelnederlandse auteur [p. 44] diplomatisch (haar deugd, kennis en wijsheid groeiden sneller dan haar lichaam). En nog een interessant weetje: in 1969 verwijderde de Romeinse curie Sint-Katherina’s feestdag (25 november) uit de liturgische kalender. Naar verluidt is het lijdensverhaal van Katherina geheel en al verzonnen en omtrent de persoon van Katherina kan niets met zekerheid worden vastgesteld [ed. 2011: 9 / 28].
Geraadpleegde lectuur
[explicit 4 december 2013]