De borchgravinne van Vergi (anoniem) 1315
[Diplomatische teksteditie: Herman Brinkman en Janny Schenkel (eds.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie. Band 2, Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden – deel VII, 2, Verloren, Hilversum, 1999, pp. 832-860 (tekst 162) = De borchgravinne van Vergi ed. 1999.
Kritische teksteditie: Ria Jansen-Sieben (ed.), De borchgravinne van Vergi, naar Handschrift-Van Hulthem en het Gentse fragment uitgegeven en toegelicht. HES Uitgevers, Utrecht, 1985 (derde, vermeerderde uitgave met een letterkundige inleiding door F.P. van Oostrom) = De borchgravinne van Vergi ed. 1985.
Kritische teksteditie en hertaling: Willem Wilmink, W.P. Gerritsen en Ria Jansen-Sieben (vert./eds.), De burggravin van Vergi. Een middeleeuwse novelle. Nederlandse Klassieken – deel XI, Prometheus-Bert Bakker, Amsterdam, 1997 = De borchgravinne van Vergi ed. 1997]
Genre
Volgens de ed. 1997 een berijmde novelle. De tekst zelf spreekt nochtans van een exempel (dit exempel, in vers 1109). Een exempel is oorspronkelijk een kort verhaal dat een in een redevoering of tekst verkondigde stelling illustreert. In de middeleeuwen waren de exempelen aanvankelijk vooral stichtelijk-religieus, maar in de late middeleeuwen komen ook meer en meer profane exempelen voor [H. van Gorp e.a., Lexicon van Literaire Termen, Wolters, Leuven, 1991 (5de, volledig herziene druk), p. 134].
Auteur
Anoniem.
Situering / datering
De borchgravinne van Vergi (1127 verzen) bleef alleen volledig overgeleverd in het handschrift-Van Hulthem (Brussel, K.B., 15.589-623, fol. 157v-164r) [ed. 1997: 89]. De tekst is een vrije bewerking van een Oudfrans origineel [ed. 1997: 10] en eindigt met de mededeling dat hij op 24 mei 1315 voltooid werd (zie verzen 1119-1124) [ed. 1997: 19]. La Châtelaine de Vergi, het Oudfranse voorbeeld, wordt als een parel van de dertiende-eeuwse vertelkunst beschouwd [ed. 1997: 16] en is overgeleverd in meer dan twintig handschriften [ed. 1997: 90]. Ook in de Lage Landen was de tekst populair: hij werd twee maal vertaald, één maal in het Brabants dialect (zie Van Hulthem) en één maal in het West-Vlaams. Van deze laatste versie (een getrouwe vertaling uit het Frans), waarvan de datering niet vaststaat, bleven slechts 501, deels gehavende verzen bewaard (Gent, U.B., hs. 1590) [ed. 1997: 18/90].
Verder is er nog een latere prozabewerking, Eene schoone historie vander Borchgravinne van Vergi (oudste bekende druk: Antwerpen, weduwe Van Liesveldt, ca. 1560). Het verhaal werd hier op een aantal plaatsen aangepast om te kunnen dienen als waarschuwing tegen de zonde van het overspel [ed. 1997: 19/91]. In 1988 wijdde Rob Resoort zijn proefschrift aan deze druk en hij bezorgde tevens een editie van de tekst (zie De borchgravinne van Vergi ed. 1988).
Inhoud
Aan het hof van Bourgondië hebben de (gehuwde) burggravin van Vergi (een nichtje van de hertog) en een knappe, stoere ridder een hoofse liefdesrelatie. In een boomgaard die grenst aan de kamer van de burggravin komt de ridder regelmatig wandelen en als de burggravin dan alleen is, laat ze haar kleine hondje los in de boomgaard zodat de ridder weet dat de kust vrij is en zij in de kamer van de burggravin het liefdesspel kunnen spelen. De hertogin is echter ook verliefd op de ridder en zij zoekt toenadering tot hem, maar wordt beleefd afgewezen. Uit pure nijd vertelt de hertogin tegen de hertog dat de ridder haar een oneerbaar voorstel heeft gedaan, waarna de hertog de ridder wil verbannen. Om aan te tonen dat de hertogin liegt, stemt de ridder na lang aarzelen toe dat de hertog zich ’s nachts in de boomgaard verstopt, zodat hij met eigen ogen kan zien dat de ridder al een liefdesrelatie heeft. Zo gebeurt en de hertog bewijst de ridder opnieuw alle eer.
Dit zint echter de hertogin niet, en na lang aandringen krijgt zij de hertog zover dat hij haar de waarheid vertelt. Maar zij moet beloven het niet verder te vertellen, anders zal zij sterven. Tijdens de eerstvolgende hofdag maakt de hertogin in het bijzijn van vele andere hofdames een toespeling op de geheime liefdesrelatie van de burggravin, die denkt dat de ridder haar verraden heeft en daardoor zo ontsteld is dat ze zelfmoord pleegt door met haar armen haar borstkas plat te drukken en haar hart te breken. Als de ridder bij haar lijk komt, pleegt ook hij zelfmoord met een zwaard. De twee zelfmoorden gebeuren in een kamertje apart, waar een zieke hofdame ligt die zonder zelf opgemerkt te worden getuige is van alles. Als de hertog door haar op de hoogte wordt gebracht van de ware toedracht, trekt hij zijn zwaard en slaat hij de hertogin de hersens in. De ridder en de burggravin worden samen begraven en de door verdriet overmande hertog gaat op kruistocht en wordt Tempelier.
Zie voor een andere samenvatting ed. 1997: 10-11.
Thematiek
De borchgravinne van Vergi behandelt een bekend aspect van de hoofse liefde: het helen. In de proloog wordt elke minnaar op het hart gedrukt een geheime liefdesrelatie verborgen te houden voor alle buitenstaanders, anders heeft dit kwalijke gevolgen: Gherechte minnare, waer ghi sijt, / sijt op u hoede in alder tijt, / ende heelt, dat u te helene steet (verzen 1-3). Hoe zou immers iemand anders zijn mond kunnen houden, als men zelf niet kan zwijgen? In de epiloog wordt de thematiek nog eens herhaald: Wie dat draghet der minnen doegen, / trecke dit exempel vore oghen, / ende hele die minne alte male / jeghen die liede, soe doedi wale, / sonder jeghen sine vriendinne. / Soe blivet verholen sine minne (verzen 1108-1113). Het verhaal vormt een illustratie van deze stelling [ed. 1997: 14].
Receptie
Ofschoon de thematiek typisch hoofs is, bleef de tekst bewaard in het handschrift-Van Hulthem, wat wijst op interesse vanuit een stedelijk milieu. Verband met Brussel. Volgens Van Anrooij is De borchgravinne van Vergi een van oorsprong hoofse tekst die – althans in de Van Hulthem-versie – duidelijk de sporen draagt van een stedelijke mentaliteit: ‘Zo bevat de Hulthem-versie van deze tekst enkele passages over de onbetrouwbaarheid en nieuwsgierigheid van vrouwen, die voor een hoofs publiek sterk uit de toon zouden vallen en die in het Oudfranse origineel dan ook niet zijn terug te vinden’ [Van Anrooij 1993: 88].
Van Oostrom [2013: 343-344] signaleert dat het verhaal destijds grote bekendheid moet hebben genoten, zoals blijkt uit afbeeldingen van scènes uit de tekst op zogenoemde ‘minnekistjes’ en op twee vrij recent in Nederland opgegraven metalen speldjes. Deze stellen een copulerend koppel voor dat bespied wordt door een man achter een boom en met daartussen een hondje.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
Persoonlijke aantekeningen
Het verhaal van de burggravin van Vergi kan in de moderne literatuurgeschiedenis meestal op een welwillende receptie rekenen. Van Mierlo (1940: 53) schreef: ‘Om het menschelijke gebeuren, om de diepte van den hartstocht, om de scherpe psychologische ontleding behoort deze vernieuwing van Pyramus en Thisbe tot de beste verhalen der middeleeuwen en kan zij als de voorlooper van den modernen roman worden beschouwd’, al voegt hij daar (in verband met de Hulthem-versie) ook aan toe: ‘De taal kon rijker en verzorgder zijn, de rijmen zuiverder; de versbouw, over ’t algemeen nog goed, verloopt toch op meer dan een plaats, om de vele oversprongen, tot proza’. En Knuvelder (1970: 224) noteerde vergoelijkend: ‘Noch de al te opzettelijk lerende strekking noch de melodramatische afloop mogen ons (…) beletten deze novelle als een van de best geslaagde in dit genre te erkennen’.
Geraadpleegde lectuur
J. Van Mierlo, De Middelnederlandsche Letterkunde van omstreeks 1300 tot de Renaissance. Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden – deel II, N.V. Standaard Boekhandel-Teulings’ Uitgevers-mij., Antwerpen-Brussel-’s-Hertogenbosch, 1940, p. 53.
G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Deel I, L.C.G. Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970 (5de, geheel herziene druk), pp. 223-224.
C.C. de Bruin, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 88 (1972), afl. 1, pp. 70-72 [recensie van de eerste druk (1970) van de ed. 1985].
M. Joye, in: Spiegel der Letteren, jg. 22 (1980), nrs. 3-4, pp. 253-254 [recensie van de tweede druk (1979) van de ed. 1985].
R.J. Resoort, in: Spektator, jg. 15, nr. 3 (december 1985), pp. 222-224 [recensie van de ed. 1985].
W. van Anrooij, “29 september 1399: In Brussel vinden twee mirakelen plaats, die kort daarop in het handschrift-Van Hulthem worden opgeschreven. Literaire veelzijdigheid in een stedelijke verzamelcodex”, in: M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a., Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff Uitgevers, Groningen, 1993, pp. 86-91.
Johan H. Winkelman, “De Burggravin van Vergi kreeg een nieuwe jas”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 114 (1998), afl. 4, pp. 321-328 [recensie van de ed. 1997].
Joris Note, “Dodelijk verraad. Toegankelijke editie van ‘De borchgravinne van Vergi’”, in: De Standaard der Letteren, 29 januari 1998, pp. 8-9 [recensie van de ed. 1997].
Joris Gerits, “De dame met het hondje. Willem Wilmink vertaalde ‘De borchgravinne van Vergi’”, in: De Morgen/Boeken, 5 februari 1998 [recensie van de ed. 1997].
F.J. Lodder, “Spreken of zwijgen? Over schuld en dilemma’s in ‘De borchgravinne van Vergi’”, in: Queeste, jg. 5 (1998), nr. 1, pp. 14-31.
Frits van Oostrom, Wereld in woorden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300-1400. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2013, pp. 341-346.
[explicit 12 februari 1998, aangevuld op 15 april 2013]