Bestiaire (Pierre de Beauvais) vóór 1217
[Franse hertaling: Gabriel Bianciotto (vert.), Bestiaires du Moyen Age. Mis en français moderne et présentés. Editions Stock, Parijs, 1980, pp. 19-66 = Bestiaire – Pierre de Beauvais ed. 1980]
[Nederlandse vertaling: Julia C. Szirmai en Reinier Lops (vert.), Twee middeleeuwse beestenboeken. Het Beestenboek van Pierre de Beauvais & Het Beestenboek van de Liefde van Richard de Fournival. MemoranduM – nr. 5, Verloren, Hilversum, 2005, pp. 17-55 = Bestiaire – Pierre de Beauvais ed. 2005]
Genre
Een ‘bestiarium’ of ‘beestenboek’ in Oudfrans proza. Dit genre verschijnt in Europa vanaf het begin van de twaalfde eeuw. Bestiaria zijn middeleeuwse, meestal geïllumineerde teksten in proza- of versvorm die de (vaak pseudo-)wetenschappelijke beschrijving van echt bestaande en legendarische dieren gebruiken om deze allegorisch te interpreteren met morele of stichtelijke bedoelingen. In zijn proloog signaleert Pierre de Beauvais expliciet dat rijm graag zoekt naar mooie woorden die de waarheid niet altijd recht doen, en dat hij daarom zijn boek in het proza heeft geschreven [ed. 1980: 21].
Auteur
Pierre de Beauvais, over wie niet veel bekend is. Waarschijnlijk was hij een geestelijke die, behalve een Bestiaire, ook nog heiligenlevens, stichtelijke compilaties, een geografisch handboek en kronieken met een theologische lading schreef [ed. 2005: 10].
Situering / datering
De Bestiaire van Pierre de Beauvais bleef bewaard in verscheidene handschriften. Er bestaat een lange versie die 71 hoofdstukken bevat, en een korte versie (de oudste van de twee) met 38 hoofdstukken. Beide versies werden vóór 1217 geschreven (vergelijk bij ‘receptie’). De editie-1980 biedt een modern-Frans vertaling van de korte versie, de editie-2005 is een Nederlandse vertaling van de korte versie. Voor de oorspronkelijke Oudfranse korte versie kan men terecht bij Guy R. Mermier, Le Bestiaire de Pierre de Beauvais, Parijs, 1977. Deze editie is echter erg middelmatig en moet gecorrigeerd worden aan de hand van C. Rebuffi, in: Medioevo Romanzo, V (1978), pp. 34-65. Van de lange versie bestaat alleen een oude, slechte en moeilijk toegankelijke editie van Ch. Cahier, in: Mélanges d’archéologie, d’histoire et de littérature, 4 delen, Parijs, 1847-1856.
Inhoud
Een overzicht van de 38 hoofdstukken en hun allegorische interpretaties.
1 leeuw (= Christus) / 2 antula (= zondige mens) / 3 twee vuurstenen (= man en vrouw) / 4 serra – vliegende vis (= zondige mens) / 5 caladrius (= Christus) / 6 pelikaan (= Christus) / 7 nycticorax – nachtraaf – uil (= de joden) / 8 arend (= bekeerde mens, God) / 9 feniks (= Christus) / 10 hop (= kinderen die voor ouders zorgen) / 11 mier (= goede christen) / 12 sirene (= verleidelijke vrouwen) / 13 egel (= duivel) / 14 ibis (= zondige mens) / 15 vos (= duivel) / 16 eenhoorn (= Christus) / 17 bever (= zondige mens die zich bekeert) / 18 hyena (= de joden) / 19 hydra – waterslang (= Christus) / 20 geit (= Christus) / 21 wilde ezel (= duivel) / 22 aap (= duivel) / 23 meerkoet? (= goede christen) / 24 panter (= Christus) / 25 walvis (= duivel) / 26 patrijs (= duivel) / 27 wezel (= zondaar) / 28 struisvogel (= goede christen) / 29 tortelduif (= kuise christen, H. Kerk) / 30 hert (= Christus, de gelovigen) / 31 salamander (= heiligen, goede christen) / 32 duif (= H. Geest, heiligen) / 33 draak (= duivel) en duiven (= gelovigen) / 34 olifant (= Adam en Eva vóór de Zondeval) / 35 Amos de profeet – geit (= zondaars) / 36 diamant (= Christus) / 37 wolf (= duivel) / 38 hond (= priesters, Christus, de niet-gulzige mens, de hervallende zondaar, de begerige mens).
Thematiek
De Oudfranse bestiaria, wier bloeitijd in de twaalfde en dertiende eeuw ligt, gaan uiteindelijk terug op de Physiologus, een Griekse tekst van circa 200 die in de daaropvolgende eeuwen in het Latijn vertaald werd met toevoegingen uit Plinius’ Naturalis Historia en Isidorus van Sevilla’s Etymologiae. Vanaf de twaalfde eeuw werd deze Latijnse versie in een aantal Europese volkstalen vertaald, onder meer in het Oudfrans. In de proloog van Pierre de Beauvais wordt expliciet vermeld dat de tekst een vertaling is van de Latijnse Physiologus (welke ‘physiologus’ – ‘de natuurkundige’ – een geleerde klerk uit Athene genoemd wordt).
In de bestiaria komen twee lijnen samen: een wetenschappelijke en een moralistische. Hun inhoud draait steeds rond drie thema’s: de natuurkundige beschrijving van het gedrag en het voorkomen van de dieren, de morele les die zij de mens leren en hun religieuze betekenis. Deze laatste, stichtelijk-allegorische betekenis bestaat uit drie mogelijkheden: ofwel staat het dier voor God/Christus, ofwel voor de duivel, ofwel voor de (zondige of vroom-christelijke) mens [ed. 2005: 8, Verhuyck 1988: 152]. Op die manier helpen de bestiaria de gelovige om via een reeks metaforen en symbolen het christelijke denkkader beter te begrijpen. Dit is typisch middeleeuws: de wereld wordt gezien als een leerzame spiegel waaruit men allerlei dingen kan leren omtrent het Hogere. Pierre de Beauvais formuleert het letterlijk in zijn proloog: ‘Want ieder wezen dat God op aarde schiep, schiep Hij voor de mens, om er een voorbeeld aan te nemen van geloof en trouw’ [ed. 2005: 19]. Opvallend wanneer men verschillende bestiaria vergelijkt, is de rol die gespeeld wordt door topoi: het steeds opnieuw verschijnen van gelijkaardige beelden, termen, bijbelcitaten en adviezen [ed. 1980: 11/15]. Ook dit is een typisch middeleeuwse karakteristiek: het belang van de traditie.
Receptie
De Latijnse bestiaria-handschriften waren rijkelijker uitgevoerd en geïllustreerd dan de Franse, die klaarblijkelijk voor een minder welvarend publiek bestemd waren [ed. 2005: 7]. Nochtans schreef Pierre de Beauvais de lange versie van zijn Bestiaire voor Philippe de Dreux, bisschop van Beauvais, die stierf in 1217. De korte versie wordt in sommige handschriften opgedragen aan ‘graaf Robert’ [ed. 1980: 21], dit is de in 1218 overleden graaf Robert de Dreux, de broer van Philippe. We hebben hier dus te maken met literatuur voor de adel, hofliteratuur.
Het lijdt weinig twijfel dat de middeleeuwse bestiaria tegenwoordig niet al te vaak meer gelezen worden. Nochtans noemt Julia Szirmai de beestenboeken boeiend en amusant [ed. 2005: 15], terwijl Paul Verhuyck [Verhuyck 1988: 152] stelt: ‘De beestenboeken zijn zonder uitzondering bijzonder leuk om te lezen’.
Profaan / religieus?
Manifest religieus-stichtelijk.
Geraadpleegde lectuur
[explicit 11 maart 2006]