Jheronimus Bosch Art Center
Datering
1479
Moderne editie
A.J. Botermans (ed.), "Die hystorie van die seuen wijse mannen van romen, bewerkt door A.J. Botermans - Tekst", De Erven F. Bohn, Haarlem, 1898
Taal
Middelnederlands

Die historie van die seuen wijse mannen van romen

(anoniem) 1479

[Teksteditie: A.J. Botermans (ed.), Die hystorie van die seuen wijse mannen van romen, bewerkt door A.J. Botermans. Tekst. (Herdruk naar het eenig bekende exemplaar der editio princeps, A°. 1479, berustende in de Bibliotheca Academiae Georgiae Augustae te Göttingen.). De Erven F. Bohn, Haarlem, 1898 = Die seuen wijse mannen van romen ed. 1898]

 

Genre

 

Een gedrukte prozaroman (incunabel), meer bepaald een gemoraliseerde novellenverzameling.

 

Auteur

 

Anoniem.

 

Situering / datering

 

De tekst werd voor de eerste maal in het Nederlands gedrukt door Gerard Leeu te Gouda in 1479. In het unieke exemplaar van deze druk, dat bewaard bleef in de Bibliotheca Academiae Georgiae Augustae te Göttingen (thans UB Göttingen), ontbreken enkele folio’s. In zijn editie vulde Botermans deze lacunes aan met de overeenstemmende bladzijden uit de iets jongere druk (Gouda, Gotfr. van Os, circa 1480?) die in de Stadsbibliotheek van Haarlem bewaard wordt. Aangezien in deze incunabel, net als in die van 1479, het titelblad eveneens ontbreekt, nam Botermans hiervoor zijn toevlucht tot een nog jongere druk (Delft, Chr. Snellaert, 1490?), met bewaarde exemplaren in de KB te ’s-Gravenhage en (onvolledig) in de Stadsbibliotheek te Haarlem.

 

Inhoud

 

De Romeinse keizer Poncianus krijgt een zoontje, Dyoclesianus (Diocletianus), maar als de knaap zeven jaar oud is, sterft zijn moeder. Vóór de keizerin sterft, vraagt zij aan de keizer om, wanneer hij zou hertrouwen, de jongen geen contact te laten hebben met zijn stiefmoeder. Op advies van zijn raadsheren laat Poncianus zijn zoontje opvoeden door zeven wijze meesters, in een gebouw drie mijlen buiten Rome. Na zeven jaar opvoeding examineren zij hem en stellen zij vast dat hij heel verstandig is geworden. Dan hertrouwt de keizer met dochter van de koning van Castellioen (een Spaanse prinses dus). Zij krijgen geen kinderen en de nieuwe keizerin wil haar stiefzoon leren kennen. De zeven wijzen lezen in de sterren dat de jongen bij zijn vader niet mag spreken, of hij zal een schandelijke dood sterven, terwijl zijzelf zullen sterven als ze de jongen niet naar het hof brengen. Als de jongen dit hoort, leest hij zelf in de sterren dat hij kan blijven leven, als hij zeven dagen lang het stilzwijgen bewaart. Elk der wijzen moet dan maar gedurende één dag voor hem het woord voeren, tot hij weer zelf spreken kan.

Aan het hof nodigt de keizerin de (ondertussen zestienjarige) jongen uit op haar slaapkamer en zij tracht hem te verleiden. Als hij weigert, verscheurt zij haar kleren en molesteert zij zichzelf en de jongen wordt vals beschuldigd van verkrachting. Aangezien hij niets zegt, wil de keizer hem doen hangen, maar zijn raadsheren vragen om een eerlijk proces. De jongen wordt voorlopig gevangen gezet. ’s Nachts vertelt de keizerin haar man een exempel, waarmee zij hem ervan overtuigt dat de knaap toch meteen gehangen moet worden. De volgende dag is de knaap al onderweg naar de beul, als de eerste wijze meester aan het hof de jongen verdedigt door middel van een exempel. Omdat de meester het exempel niet wil vertellen, zolang de jongen onderweg is naar de beul, zet de keizer de knaap opnieuw gevangen. Het exempel van de meester overtuigt de keizer ervan dat er eerst een eerlijk proces nodig is. De volgende nacht overtuigt de keizerin de keizer via een exempel weer van de noodzaak om de knaap te hangen, en de daaropvolgende dag weet de tweede meester weer uitstel te bedingen, ook via een exempel. Zo gaat het zeven dagen en nachten achter elkaar: de keizerin vertelt een exempel en de keizer vindt dat de jongen moet hangen, één van de meesters vertelt vervolgens ook een exempel en de keizer geeft de knaap uitstel.

Na zeven dagen mag de jongen eindelijk weer spreken. Het eerste wat hij doet, is één van de hofdames van de keizerin ontmaskeren als man: met hem heeft de keizerin al die tijd overspel gepleegd. Vervolgens vertelt de zoon van de keizer nog een (lang) exempel, waaruit moet blijken dat de keizer niets dan profijt kan halen uit de wijsheid van zijn zoon. De keizerin wordt achter een paard door de stad gesleept en daarna verbrand, haar minnaar wordt in stukken gehakt. Kort daarna sterft de keizer en Diocletianus volgt hem op. Met de hulp van de zeven wijzen regeert hij voorbeeldig.

 

Zie voor een andere samenvatting (met uitgebreide weergave van alle exempelen) Debaene 1951: 199-203.

 

Thematiek

 

De vijftien ‘exempelen’ die deze tekst bevat, zijn in feite eerder korte verhalen of novellen die in de eerste plaats bedoeld zijn als ontspannende lectuur. De nadruk die regelmatig gelegd wordt op erotiek, lijkt dit te bevestigen. Pas in de tweede plaats zijn deze novellen gemoraliseerd, doordat zij telkens gevolgd worden door een verclaringhe vanwege de verteller (in casu de keizerin, de zeven wijzen en de zoon van de keizer). De moraliserende duidingen maken echter een vrij naïeve en wat gekunstelde indruk, met andere woorden: het lijkt erop alsof de entertainende verhalen op zichzelf het belangrijkst zijn, en de moraliseringen er achteraf een beetje bij gesleurd werden om ze te doen passen in het kader van het raamverhaal. Bij sommige van de ‘exempelen’ is deze indruk overigens sterker dan bij andere.

Pas in de derde plaats blijken de ‘exempelen’ én het raamverhaal zelf een gemeenschappelijke rode draad te bevatten, namelijk de bedrieglijkheid van de vrouwen. Dit thema is vooral impliciet en wordt slechts een paar keer, en dan nog zeer zijdelings, geëxpliciteerd. Een eerste keer wanneer de keizer naar aanleiding van het exempel van de vijfde meester zegt: ‘Ick mercke wel dat die vrouwe(n) seer bedriechlic sijn’ [f7v], en een tweede keer wanneer de zevende meester in de inleiding tot zijn exempel zegt: ‘ic sal v segge(n) een exempel als d(at) ghi v alle die daghe(n) uwes leuens v wachte(n) moghet va(n) die o(n)getrouwicheit der vrouwe(n)’ [(h8r)]. Wanneer op het einde de keizerin en haar minnaar door Diocletianus ontmaskerd worden, springt het thema ‘vrouwenbedrog’ natuurlijk wel zeer sterk in het oog (al wist de lezer reeds van in het begin dat de keizerin bedrieglijk en leugenachtig is).

 

Receptie

 

Stadsliteratuur. Herman Pleij plaatst deze tekst in de traditie van novelle die ontstond in het dertiende-eeuwse Italië en daarna verder ontwikkeld werd in het Franse taalgebied. In de Nederlanden bestaan de novellen naar verluidt uit bewerkingen en vertalingen van buitenlands materiaal.

In dit verband dient erop gewezen dat Gerard Leeu de tekst naar eigen zeggen [zie a2r] uit het Latijn heeft laten vertalen. Er bestond inderdaad een Latijnse overlevering, onder meer onder de titel Historia septem sapientium, die volgens Botermans uiteindelijk teruggaat tot stof uit het oosten. Deze verhaalstof zou ten tijde van de kruistochten het westen hebben bereikt. Dezelfde stof wordt overigens ook behandeld in een veertiende-eeuws Middelnederlands gedicht dat een navolging is uit het Frans en er is ook nog een (oostelijk-)Middelnederlandse prozavertaling naar het Latijn die bewaard bleef in een vijftiende-eeuws handschrift. De vertaling van Gerard Leeu vertoont duidelijke verschillen met deze laatste vertaling. Vermeldenswaard is ten slotte ook nog een Nederduitse druk van de tekst (Antwerpen, Niclaes de Leeu, 1488).

 

Profaan / religieus?

 

Manifest profaan.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Die seuen wijse mannen van romen heeft in het verleden op bijzonder weinig aandacht van de medioneerlandici kunnen rekenen. De belangrijkste secundaire bron is blijkbaar de dissertatie van Botermans uit 1898, die volledig aan het onderwerp is gewijd maar die wij helaas nog niet te pakken hebben kunnen krijgen. Deze geringe belangstelling heeft onder meer tot gevolg dat de tekst niet eens vermeld wordt in het proefschrift van Yvonne Bleyerveld [Hoe bedriechlijck dat die vrouwen zijn. Vrouwenlisten in de beeldende kunst in de Nederlanden circa 1350-1650. Primavera Pers, Amsterdam, 2000].

 

Anderzijds: noch literair-esthetisch, noch cultuurhistorisch is deze novellenverzameling een hoogvlieger. Op verscheidene plaatsen bevatten het raamverhaal en de exempelen merkwaardige passages die een naïeve en soms zelfs onhandige indruk maken. Om de zoon van de keizer na zeven jaar opvoeding te testen, verstoppen de zeven wijzen bijvoorbeeld elk een klimopblad onder het bed van de jongen. Wanneer hij wakker wordt en dit ontdekt, reageert hij naar verluidt verstandig: hij vraagt zich af of de zoldering naar de aarde is toegegroeid of dat de aarde naar boven is gekomen. Na ettelijke malen diep nadenken, ontgaat ons de zin van deze passage nog steeds (maar misschien brengt het Latijnse origineel hier opheldering). Wat beeldspraak en taaleigen betreft, is deze tekst ook maar een mager beestje: de termen ‘bloem’ [c3v] en boomgaard’ [2x: b1r en i6r] komen voor in een erotische context, varken [e1r] en tortelduif [h8v] treden op als metafoor, en verder kunnen we de woorden ‘netteboeve’ [b1v] en ‘stoc’ (= gevangenis) [o.m. b5v] signaleren. En dat is het.

 

M.A. Nauwelaerts [in: Latijnse school en onderwijs te ’s-Hertogenbosch tot 1629. Bijdragen tot de Geschiedenis van het Zuiden van Nederland – XXX, Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg, 1974, p. 200] noteert: ‘Vermoedelijk heeft men aan het eind van de 15e eeuw in de Bossche grote school ook het bekende geschriftje over de zeven “vroeden” of wijzen van Rome, Historia septem sapientium Romae, als klasselectuur gebruikt. Gerard Leempt had het gedrukt toen hij nog in Nijmegen woonde; hij zal het ook in Den Bosch te koop hebben geboden. In de Nederlanden was dat werkje zowel in het Latijn als in vertaling veel in omloop’. Eerlijk gezegd: aangezien de tekst menige (weliswaar niet àl te expliciet verwoorde) erotische passage bevat, zouden wij eerder stellen dat het boekje vermoedelijk net niét als klasselectuur gebruikt werd. Indien dit toch het geval was, dan zal Bosch het zeker gekend en gelezen hebben en ook als het niet op school werd gebruikt, kàn Bosch de tekst gekend hebben. Veel belang heeft Die seuen wijse mannen van romen echter sowieso niet voor een beter begrip van het Bosch-oeuvre.

Geraadpleegde lectuur

 

Debaene 1951: Luc. Debaene, De Nederlandse Volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antiquariaat “Merlijn”, Hulst, 1977 [onveranderde herdruk van de uitgave Antwerpen, 1951], pp. 198-205.

Pleij 2007: Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Bert Bakker, Amsterdam, 2007, pp. 579-580.

 

[explicit 9 oktober 2011]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram