Fysiognomieleer (anoniem) 1405
[Kritische teksteditie: Orlanda S.H. Lie en Willem Kuiper (eds.), The Secrets of Women in Middle Dutch. A bilingual edition of Der vrouwen heimelijcheit in Ghent University Library Ms 444. Artesliteratuur in de Nederlanden – volume 7, Verloren, Hilversum, 2011, pp. 145-161 = Fysiognomieleer ed. 2011]
Genre
Een Middelnederlandse artestekst, meer bepaald een berijmde fysiognomieleer, dit is de kunde om iemands karakter te bepalen op basis van zijn of haar lichamelijke kenmerken. In vers 3 geeft de auteur zelf als titel Aristotules philosomie.
Auteur
Anoniem.
Situering / datering
Deze tekst bleef bewaard in dezelfde codex als Der vrouwen heimelijcheit (zie ook aldaar), namelijk Gent, Universiteitsbibliotheek, siglum Ms 444. Aan het slot van het fysiognomietraktaat wordt als datum van beëindiging ‘begin april 1405’ opgegeven. Omdat we niet weten welke methode van jaarnummering de auteur volgde, kan het jaar van ontstaan dus 1405 of 1406 zijn [ed. 2011: 53 (noot 1)]. De taal is Brabants. In een appendix bij hun editie van Der vrouwen heimelijcheit bezorgden Orlanda Lie en Willem Kuiper een kritische editie en een Engelse vertaling van de tekst.
Inhoud
In 288 verzen worden allerlei lichamelijke kenmerken, van het hoofd tot de voeten, in verband gebracht met bepaalde karaktertrekken. De tekst bevat ook één lyrische passage, gericht aan miere liever vrouwen (vers 245) waarin de auteur de gelijkaardige passages die ook voorkomen in Der vrouwen heimelijcheit verderzet. Hij deelt mee dat zijn geliefde al zijn ellende heeft weggenomen, dat hij deze tekst voor haar geschreven heeft en dat hij altijd haar dienaar wil zijn.
Thematiek
Ook hier dus weer de vermenging van didactische artesliteratuur met een literair-hoofse passage.
Receptie
De bedoeling is het doorspelen van ‘wetenschappelijke’ informatie naar een breed lekenpubliek toe.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
Persoonlijke aantekeningen
Omwille van het sterk pseudo-wetenschappelijke karakter van deze korte tekst valt hier voor een moderne lezer weinig te rapen, tenzij men een studie wil maken van de middeleeuwse opvattingen over fysiognomie. De enige opvallende passage die wij opmerkten, was: Hevet een mensche zwerte huut, / dat diet een verkeert druut (heeft een mens een zwarte huid, dan wijst dat op een boosaardige guit) [p. 156, verzen 205-206]. Dit is onder meer interessant in verband met de houding van middeleeuwers tegenover negers.
Geraadpleegde lectuur
[explicit 10 juni 2013]