Jheronimus Bosch Art Center
Datering
1528/30
Moderne editie
C. Kruyskamp (ed.), "De Refreinenbundel van Jan van Doesborch", twee delen, E.J. Brill, Leiden, 1940
Taal
Middelnederlands

Refreinenbundel van Jan van Doesborch

[Refreynen int sot amoreus wijs]

(Jan van Doesborch) 1528/30

[Teksteditie: C. Kruyskamp (ed.), De Refreinenbundel van Jan van Doesborch. Twee delen, E.J. Brill, Leiden, 1940 = Doesborch I/II ed. 1940]

[Coigneau VD]

 

Genre

 

Een gedrukte refreinenbundel. Hij bevat rederijkersrefreinen in het amoureus, in het wijs en in het zot.

 

Auteur

 

De gegevens in verband met de toeschrijving van de refreinen uit deze verzamelbundel aan bepaalde dichters of rederijkerskamers zijn zeer schaars [ed. I 1940: LXIII]. Volgens Kruyskamp is refrein nummer XCII met zekerheid aan Anna Bijns toe te schrijven en is refrein nummer LXXXII waarschijnlijk van de hand van Colijn van Rijssele [ed. I 1940: LXVII]. Van Branteghem slaagde er bovendien in refrein nummer CXXXVI toe te schrijven aan een verder onbekende Gillis Onin die actief zou geweest zijn in het eerste kwart van de vijftiende, misschien zelfs in het laatste kwart van de veertiende eeuw [vergelijk Van Branteghem 1963/64].

 

Situering / datering

 

Refreynen int sot amoreus wijs is een ongedateerde druk (Antwerpen, Jan van Doesborch) waarvan het unieke exemplaar berust in de Gentse Universiteitsbibliotheek (R 934). Het boek bevat 116 houtsneden, waarvan er tien meer dan één keer voorkomen zodat er in totaal 106 verschillende afbeeldingen zijn [ed. I 1940: IV/VII-VIII]. Volgens Coigneau zijn deze houtsneden functioneler dan Kruyskamp wil doen uitschijnen [Coigneau I 1980: 110].

 

Kruyskamp situeerde de refreinenbundel tussen 1528 en 1530 [ed. I 1940: XV, Coigneau I 1980; 110]. Uit de taal en vooral de vorm van de refreinen blijkt dat zij grotendeels nog in de vijftiende eeuw ontstaan zijn [ed. I 1940: LXX]. De taal van de bundel is overigens de Vlaams-Brabantse rederijkerstaal van het eind der vijftiende en het begin van de zestiende eeuw [ed. I 1940: XXVI-LXXII].

 

Van deze bundel zijn nog drie latere drukken bekend waarvan er twee volledig bewaard bleven.

  • Antwerpen, Jan van Ghelen, 1548: anderhalf vel bewaard (Den Haag, K.B. = Haagse fragmenten) [Coigneau I 1980: 111].
  • Antwerpen, weduwe Iacob van Liesveldt, 1565: uniek exemplaar in Parijs, B.N. [Coigneau I 1980: 111, Resoort/Pleij 1976: 642-645].
  • Antwerpen, Hendrick Aertssens, 1640: exemplaren te Gent en te Leiden [Coigneau I 1980: 112, ed. I 1940: XVIII].

Deze latere drukken bevatten belangrijke varianten onder druk van de censuur [Coigneau I 1980: 112]. Vermoedelijk omwille van het scabreuze en scatologische karakter van sommige refreinen bevond de bundel zich namelijk in 1550 en 1570 op de Index [ed. I 1940: XVII, Coigneau I 1980: 111].

 

Van 28 refreinen uit de bundel zijn varianten bekend van elders dan uit de herdrukken van de bundel zelf (onder meer uit Stijevoort, De Bruyne, De Roovere) [zie voor deze varianten ed. I 1940: XX-XXI]. Bovendien vermoedt men dat aan de druk van Van Doesborch uit 1528/30 nog een vroegere druk is voorafgegaan [Resoort/Pleij 1976: 644, Coigneau I 1980: 112-113].

 

Inhoud

 

Het boek bestaat uit drie gedeelten. Na het eerste titelblad volgt een lijst met stokregels (die niet overeenstemt met de werkelijke inhoud van de druk), daarna de refreinen in het amoureus. Vervolgens de refreinen in het wijs en in het zot, ieder met een eigen titelpagina. De afdeling in het amoureus bevat 68 refreinen en 2 gedichten die geen zuivere refreinen zijn. De afdeling in het wijs bevat 36 refreinen en die in het zot 24 refreinen. Ter afwisseling zijn tussen deze refreinen een aantal kleinere gedichtjes (rondelen, spreuken, epigrammen) geplaatst, 24 in totaal. De ganse bundel bevat dus 128 refreinen, 24 kleinere gedichten plus nog één ballade en één onzuiver refrein [ed. I 1940: V / XLII / LII / LVIII / LX, vergelijk ook Coigneau I 1980: 110-111].

 

Thematiek

 

Verloopt volgens de drie traditionele rederijkerscategorieën: in het amoureus, in het wijs en in het sot. Van de invloed van de Hervorming is nog niets te bespeuren [ed. I 1940: LXXIV].

 

Receptie

 

Manifest stadsliteratuur. Het gaat hier om een Antwerpse druk die typische rederijkersgedichten bevat. Verband met Antwerpen.

 

Profaan / religieus?

 

De bundel is overwegend profaan van inhoud en ook in de afdeling ‘in het wijs’ is het aantal zuiver religieuze refreinen gering [Coigneau I 1980: 111].

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Voor een positieve waardering van onder meer Anna Bijns, Jan van Stijevoort, Jan van Doesborch en van het refrein als dichtvorm, zie ed. I 1940: LXXVI.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • Van Branteghem 1963/64: A. van Branteghem, “Een vroege rederijker Gilleken Onin”, in: Spiegel der Letteren, jg. 7 (1963-64), nr. 2, pp. 114-119.
  • Resoort/Pleij 1976: R.J. Resoort en H. Pleij, “Nieuwe bronnen en gegevens voor de literatuurgeschiedenis van de zestiende eeuw uit Parijse Bibliotheken”, in: Spektator, jg. 5, nrs. 10/11 (mei 1976), pp. 637-659.
  • Coigneau I 1980: Dirk Coigneau, Refreinen in het zotte bij de rederijkers. Deel I, Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1980, pp. 109-129.

 

[explicit 12 december 1993]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram