Een esbatement vande Schuijfman (anoniem) 1504
[Teksteditie: F.A. Stoett (ed.), Drie kluchten uit de zestiende eeuw. W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1932, pp. 1-27 = De Schuijfman ed. 1932]
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars m.m;v. M.R. Hagendoorn en J.P.G. Heersche (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 7: Boek G – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1997, fol. 107r-114v = De Schuijfman ed. 1997]
[Hummelen 1 OG 16]
Genre
De titel in het Haarlemse handschrift bevat de term esbatement waarmee vooral de Zuid-Nederlandse rederijkers een sotternie of klucht aanduidden [ed. 1932: 87]. Een rederijkersklucht dus.
Auteur
De auteur bleef anoniem. Hoogstwaarschijnlijk was hij de factor van de Tiense rederijkerskamer die in 1504 te Leuven met dit spel de hoogste prijs wegkaapte.
Situering / datering
Deze klucht (605 versregels) bleef bewaard in de verzameling rederijkersspelen in het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten (boek G, fol. 107r-114v). Volgens een aantekening die onmiddellijk op de tekst van het spel volgt, werd het stuk in 1504 door een rederijkerskamer uit Tienen opgevoerd te Leuven: de kamer won er naar verluidt den hoochsten prijss mee. Deze mededeling wordt in elk geval bevestigd door de taal die volgens tekstbezorger Stoett duidelijk Zuid-Nederlands, meer bepaald ‘Brabantsch-Vlaamsch’ getint is [ed. 1932: III / IX].
Inhoud
Twee ex-galeiboeven die nu als landloper aan de kost trachten te komen, gaan bedelen bij een broer en een zuster, wier moeder net overleden is. Zij worden afgescheept met een brood. ’s Nachts dringen zij echter het huis binnen, halen het lijk van de moeder uit de kist en binden het op een veulen. Dat veulen binden zij vast aan de voordeur. Als het dier tegen deur begint te stampen, ontwaken de broer en de zuster. Zij denken dat hun overleden moeder komt spoken omdat zij tijdens de dodenwake in slaap gevallen zijn. In paniek lopen zij om de pastoor, terwijl de twee boeven ondertussen de schapraai leegplunderen. Als de pastoor te paard arriveert en het veulen tegen hem aan begint te springen (omdat het denkt dat het paard zijn moeder is), krijgt ook hij de schrik te pakken. Op dat moment verschijnen de twee landlopers weer ten tonele: zij krijgen van de pastoor, de broer en de zuster flink wat geld toegestopt, als zij beloven het veulen mee te nemen en het lijk van de moeder op het kerkhof te gaan begraven. De twee bedriegers nemen zich voor om van het kerkhof recht naar de herberg te trekken, om hun kelen te spoelen, want hun buijckgen staet nu al int ronde.
Thematiek
De bedoelingen van deze klucht zijn wellicht best te begrijpen vanuit de laatmiddeleeuwse burgermoraal: spotten met goedgelovige, naïeve boeren (het element ontspanning) en waarschuwen voor de loze praktijken van rondzwervende landlopers en bedelaars (het element lering). Beide elementen dienen ter bevestiging van de eigenwaarde van de burger via het denigreren van de ‘andere’ (negatieve zelfdefiniëring).
Receptie
Deze klucht is geschreven vanuit een stedelijk-burgerlijke optiek. Bovendien is dit een product van een Tiense rederijkerskamer. Duidelijk stadsliteratuur dus. Verbanden met Tienen en Haarlem.
Profaan / religieus?
Manifest profaan van aard.
[explicit 13 september 1992]