Esbatement vanden Coopman die vyf pondt groote vercuste
(Cornelis Everaert) 1513
[Teksteditie: J.W. Muller en L. Scharpé (eds.), Spelen van Cornelis Everaert, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden met inleiding en aanteekeningen uitgegeven. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, [1898]-1920, pp. 103-116 = De Coopman die vyf pondt groote vercuste ed. 1920]
[Teksteditie: W.N.M. Hüsken (ed.), De Spelen van Cornelis Everaert – Opnieuw uitgegeven, van inleidingen, annotaties en woordverklaringen voorzien. Deel I, Verloren, Hilversum, 2005, pp. 250-273 = De Coopman die vyf pondt groote vercuste ed. 2005]
[Hummelen 1 B 7]
Auteur
De Brugse rederijker Cornelis Everaert (ca. 1480-1556). Vergelijk ook bij Maria Hoedeken ed. 1920.
Genre
Volgens de originele inhoudstafel een esbatement, dus een rederijkersklucht.
Situering / datering
Deze klucht (411 verzen in de editie-1920) is één van de 35 toneelteksten die bewaard bleven in een autograaf-verzamelhandschrift (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, sign. Hs. 19.036). Volgens de originele inhoudstafel ontstond het stuk in 1303 en werd het in 1528 in de autograaf neergeschreven.
Inhoud
Een Brugse koopman is op weg om bij zijn klanten achterstallige schulden te innen. In Roeselare bezoekt hij een herberg waarvan de waard hem nog vijf pond groten verschuldigd is. Samen met de burgemeester en de griffier van het stadje geniet de koopman van een rijkelijk met drank besproeide maaltijd. De koopman heeft echter een boontje voor de waardin en om haar ettelijke malen te mogen kussen, scheldt hij in beschonken toestand de waard zijn hele schuld kwijt. De waard laat meteen door de burgemeester en de griffier een schuldkwijting opstellen die nog dezelfde avond door de dronken koopman ondertekend wordt. Als de koopman de volgende dag weer nuchter is en zijn schuld wil innen, zegt de waard uiteraard dat hij geen schuld meer heeft. Samen trekken zij naar de burgemeester, waar de waard vanzelfsprekend in het gelijk wordt gesteld.
Thematiek
Satire op dronkenschap en zijdelings ook op corrupte ambtenaren (de burgemeester helpt de waard de belastingen te ontduiken) [vergelijk ed. 1920: 571 (noot bij vers 222)]. De moraal wordt op het einde door de koopman zelf geformuleerd: Elc zye voor hem, es hy aerm of rycke. / Dronckescip maect menich meinsche berut (verzen 405-406). De koopman fungeert dus duidelijk als negatief zelfbeeld voor al wie te maken heeft met de handel: men kan geen zaken doen met een beschonken hoofd.
Receptie
Stadsliteratuur. De thematiek is duidelijk gericht op een stedelijk publiek, meer bepaald op kooplui. Verder was Everaert een Brugse stadsrederijker. Verband met Brugge ( de koopman in het stuk is ook een Bruggeling).
Profaan / religieus?
Manifest profaan van aard.
[explicit 8 december 1993 / 13 september 2016]