Jheronimus Bosch Art Center
Datering
Circa 1300
Moderne editie
J. Tideman (ed.), "Dboec vanden houte, door Jacob van Maerlant", Leiden, 1844
Taal
Middelnederlands

Dboec vanden houte (anoniem) circa 1300

[Teksteditie: J. Tideman (ed.), Dboec vanden houte, door Jacob van Maerlant. Werken uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering der oude Nederlandsche Letterkunde (1ste jaargang – tweede aflevering), D. du Mortier en Zoon, Leiden, 1844 = Boec vanden houte ed. 1844]

[Diplomatische teksteditie: Herman Brinkman en Janny Schenkel (eds.), Het handschrift-Van Hulthem – Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden – VII, 1, Verloren, Hilversum, 1999, pp. 177-196 = Boec vanden houte ed. 1999]

 

Auteur

 

Anoniem. De toeschrijving aan Jacob van Maerlant door Tideman is zeer waarschijnlijk foutief. De auteur was wellicht een West-Vlaamse epigoon uit de school van Van Maerlant.

 

Genre

 

Een stichtelijk rijmtraktaat.

 

Situering / datering

 

Deze tekst (780 verzen) bleef onder meer bewaard in het handschrift-Van Hulthem (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 15.589-623, ff. 15r-19v, tekst nr. 5), dat dateert van circa 1410. De oorspronkelijke tekst dateert waarschijnlijk van circa 1300. Het werk bleef verder nog bewaard in twee andere handschriften (respectievelijk daterend uit de 14de en de 15de eeuw) en in zes drukken (15de-16de eeuw) [ed. 1844: XX-XXVII].

 

Inhoud / thematiek

 

Het verhaal van de drie bomen die uit zaadjes van dé appel uit het Aards Paradijs voortkwamen, opschoten vanonder de tong van de begraven Adam en uiteindelijk het hout leverden voor het kruis van Jezus.

 

B.A.M. Ramakers, Spelen en figuren – Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd, Amsterdam, 1996, p. 204, noteert: ‘De kruishoutlegende was in het Middelnederlands bekend als Dat boec van den houte of Van den drie gaerden. Aan de basis van het verhaal stond de bijbelse gedachte dat Christus een tweede Adam was (Rom. 5), dat de dood van Adam – gevolg van de sterfelijkheid van de mens die Adam en Eva door de zondeval over henzelf en hun nageslacht hadden afgeroepen – door de dood van Christus werd weerspiegeld. Met andere woorden: wat Adam had veroorzaakt, werd door Christus ongedaan gemaakt. Adam, zo wilde de legende, lag zelfs op Golgota begraven. Na zijn dood had Set, Adams zoon, drie zaadjes afkomstig uit de appel – de verboden vrucht – onder zijns vaders tong gelegd en hem begraven. Uit het graf van Adam sproten nadien drie gaerden of twijgen: van een palm, een ceder en een cipres. David plantte ze in zijn tuin, waar ze tot één boom vergroeiden. Die boom wilde Salomo gebruiken voor de tempelbouw, maar eenmaal geveld bleek het onmogelijk hem te meten, en ten einde raad besloot men het gevaarte als brug over een beek te leggen. Daar zag de koningin van Seba hem en zij voorzag de toekomst van de boom als kruishout. Salomo liet daarop de boom terugbrengen naar de tempel, waar hij met goud en edelstenen werd bezet. Door Salomo’s navolgers van zijn versieringen beroofd, belandde de stam ten slotte in de vijver van Betesda (Joh. 5:2) waar hij op Goede Vrijdag werd opgediept en tot kruis werd vermaakt’.

 

Receptie

 

De overlevering via het handschrift-Van Hulthem en via een aantal drukken wijst erop dat deze tekst in het stedelijk milieu welbekend was.

 

Profaan / religieus?

 

Stichtelijk-religieus.

 

Verdere lectuur

 

  • Barbara Baert, Een erfenis van heilig hout – De neerslag van het teruggevonden kruis in tekst en beeld tijdens de Middeleeuwen. Symbolae Facultatis Litterarum Lovaniensis – Series B / vol. 22, Universitaire Pers, Leuven, 2001.

 

[explicit 7 januari 1997]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram