Jans Teesteye (Jan van Boendale) XIVA – vóór 1334
[Teksteditie: F.-A. Snellaert (ed.), Nederlandsche Gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken en anderen, naar het Oxfordsch handschrift (…) uitgegeven. M. Hayez, Brussel, 1869, pp. 137-275/284 = Jans Teesteye ed. 1869]
Auteur
De Antwerpse schepenklerk Jan van Boendale, actief in de eerste helft van de veertiende eeuw. Hij stelt zichzelf voor in de verzen 1-8.
Genre
Een tweespraak of ‘disputacie’ in verzen. Een ‘dialooggedicht’ naar de vorm, een moraliserend-didactisch betoog naar de inhoud [Kinable 1995: 323, Kinable 1994: 181].
Situering / datering
Jans Teesteye (= Jans Overtuiging) (4104 verzen, verdeeld over 43 hoofdstukken) bleef bewaard in een laat-veertiende-eeuws verzamelhandschrift (Oxford, Bodleian Library, Marshall 29) [ed. 1869: III-IV, vergelijk verder over deze codex Kinable 2001]. Boendale schreef zijn tekst vóór 1334 in navolging van Jacob van Maerlants Wapene Martijn [Kinable 1994: 181, Kinable 1995: 323].
Inhoud
Zie voor een overzicht Kinable 1995: 323-337. Snellaert gaf samen met Jans Teesteye twee korte gedichten uit die in het handschrift onmiddellijk op Boendales tekst volgen (Noch meer van wiven en Dit es van ghevene). Het is niet zeker of ze van de hand van Boendale zijn, maar ze verraden wel sterk zijn geest [ed. 1869: XIX].
Thematiek
Boendale schreef een moraliserend-didactisch betoog dat een basisleer wil bieden voor een volkstalig publiek door inzicht te verschaffen in maatschappij, religie en zeden, meermaals vanuit universeel-historisch perspectief. De rode draad daarbij is ‘Jans’ (relatief) optimistische tijdsvisie die afgezet wordt tegen de negatieve tijdsvisie van ‘Wouter’ [Kinable 1995: 325 / 339]. Binnen een christelijk kader formuleert Boendale een lekenethiek die zich afzet tegen al te rigoristische kerkelijke standpunten maar tegelijk toch een sterke religieuze onderbouw behoudt [Kinable 1994: 181-182 / 192 / 198].
Receptie
Uit de proloog blijkt dat Boendale, als schepenklerk van Antwerpen, zijn tekst opdraagt aan de Brabantse edelman Rogier van Leefdale en diens vrouw Agnes van Cleef. Uit de tekst zelf blijkt echter voortdurend dat de boodschap ook bedoeld is voor een maatschappelijk breder publiek, waarbij vooral het standpunt van de stad naar voren komtr. Boendale richt zich met andere woorden zowel op de adel als op de stedelijke elites [Kinable 1991: 94-97, Kinable 1994: 181 / 188, Kinable 1995: 324-325].
Profaan / religieus?
Het betreft hier een ethiek voor leken (profaan dus) met sterke religieuze onderbouw.
Geraadpleegde literatuur
[explicit 30 oktober 1996]