Eierschaal (eierdop) = iets minderwaardigs, iets pejoratiefs
[Pr. Jansens C.ss.R., “Het ei in mythe en folklore”, in: Volkskunde, jg. 60 (1959), Nieuwe Reeks – jg. 18, nr. 1, pp. 29 e.v.: over de eierschaal / gekwetst ei = onheil en rampspoed.]
Roman de la Rose ed. 1974 (circa 1270)
- 199 (vers 6520). Allegorisch rijmtraktaat. De dochter van Croesus zegt tegen haar hoogmoedige vader: Vostre orguel ne vaut un quoque [uw trots is geen lege dop waard, zie ook ed. 1991: 184 (vers 6489)]. De Middelnederlandse vertaling laat de beeldspraak wegvallen: U grote hovarde die es quaet [Die Rose ed. 1976: 103 (vers 6165)].
Van .VII. Trappen ed. 1984 (XIV)
- 24-26. In dit stichtelijk traktaat beschrijft Ruusbroec de hebzuchtige mens als volgt: Maer de ghiereghe mensche es herde onvroed: hi gheeft den hemel omme die eerde, nochtan dat hise verliesen moet. Die arme van gheeste clemt op in den hemel; die ghiereghe vrecke valt in de helle beneden. (…) Die ghiereghe kiest die sloestere [bast, bolster] vore die kerne, ende die scale vore den doder [dooier]. De gierigaard maakt dus een verkeerde keuze: hij verkiest de hel boven de hemel, wat naar verluidt hetzelfde is als het verkiezen van de ruwe bolster boven het inwendige van de vrucht of van de eierschaal boven de dooier.
Proverbia Communia ed. 1947 (circa 1480)
- 50 (nr. 128). Spreekwoordenverzameling. Beter eenen haluen doyer dan een heel schale / Sicut ergo noui plus testa pars valet oui. Het Latijn betekent: naar mijn oordeel is een deel van het ei meer waard dan de schaal. Ook vermeld in Harrebomée 1980 (Bijlage, p. 164). Later zou deze volkswijsheid evolueren tot ‘beter een half ei (of: een halve dooier) dan een lege dop’. De betekenis is duidelijk: als men niet alles kan krijgen wat men gewild had, is het beter toch nog een gedeelte te krijgen, dan helemaal niets.
- 58 (nr. 220). Die eyer heeft maect wel doppen / Testas ouorum faciet bene tentor eorum.
- 74 (nr. 410). Heeft hi veel eyer hi maect veel doppen / Stultus habens plura vorat hec viuens sine cura. De Latijnse versie (de dwaas die veel heeft, verteert alles in een leven zonder zorgen) is zeer verhelderend: wie in weelde leeft, verkwist vaak zijn goederen.
Doctrinael des tijts ed. 1946 (1486)
- 176-177 (hoofdstuk 38). Moraliserend traktaat. Aldus in dusdanighen saecke, die gheen levendich begrijp en heeft, al sijn dinck en is niet waert een eyschale.
Stijevoort I ed. 1929 (1524)
- 22 (refrein 7, verzen 48-50). Amoureus rederijkersrefrein, klacht van man. Wat willicket nu veel verhalen / sy soude wel maken veel eyer scalen / daer ick of spreke. Ergens eierschalen van maken = iets kapotmaken, iets afbreken. Hier: de woorden van de ongetrooste minnaar worden verworpen door het meisje.
Seer schoone spreeckwoorden ed. 1962 (1549)
- 50 (nr. 830). Spreekwoordenverzameling. Tel cuide auoir des oeufz au feu / qui ny a que les escailles. Sulck meynt eyeren te viere te hebben / ende en heeft niet dan de schalen.
Gemeene Duytsche Spreckwoorden ed. 1959 (1550)
- 6 (regels 27-29). Spreekwoordenverzameling. Tis beter yet dan niet. / Tis beter een half ey dan een ydel doppe. / Ick weet wat ick hebbe: mer ick weet niet wat ick crijghen sal.
- 38 (regels 3-4). Heft hy veel Eyeren hi sal wel veel doppe(n) maken. / Het is een Dopmaker. Een Opmaker.
Superbia (De Hoogmoed) (1558)
Gravure van Pieter van der Heyden naar een ontwerp van Pieter Bruegel de Oude, uitgegeven door Hiëronymus Cock. Rechts onderaan een pauwachtig monster met jongen: het lijf van het monster bestaat gedeeltelijk uit een lege, gebroken eierschaal. Het schrale beest vormt een scherp contrast met het verwaande vertoon van de trotse pauw in de onmiddellijke buurt. Deze pauw vormt het attribuut van juffrouw Hovaardij (vrouw met spiegel). Uit de opening van de eierschaal steekt nog slechts één trieste pauwenveer. Het ei-pauw-monster illustreert ongetwijfeld wat er uiteindelijk van alle uiterlijke schoonheid en het gepoch daarmee overblijft: niets. ‘Ijdelheid’ betekende in het Middelnederlands letterlijk ‘leegheid’.
[explicit 11 december 2016]