De familie Vezelaer heeft een eeuw in ‘s-Hertogenbosch gewoond. Wie de gangbare werken over de stad raadpleegt, komt de naam zo goed als niet tegen. Dat is des te merkwaardiger, omdat de eerste Vezelaer, namelijk Jacob, goudsmid was. Maar hij wordt niet vermeld in de catalogus van de tentoonstelling Zilver uit ‘s-Hertogenbosch uit 1985.[1
Jacob Janszoon Vezelaer, naar ik vermoed afkomstig van het Rijnland, woonde in ieder geval minstens sinds 1473 in ‘s-Hertogenbosch; toen kocht hij een huis aan de Markt op de hoek van de Tolbrugstraat. Het huis was eigendom van Katharina, de weduwe van Jan Willem Jan Wellens. Jacob zou er met zijn gezin negen jaar wonen, toen verkocht hij het aan Peter Petersz Kemp. Zijn beroep was dat van goudsmid. Hij was de zoon van Jan Vezelaer, over wie verder niets bekend is, en van Katherijn N. Wel is een zuster van hem bekend, namelijk Margaretha Vezelaer, die in 1509 in Spiers overleed. De eerste vrouw van Jacob Vezelaer was Elsbeen Henricxs van Straten, die voor 1484 overleed. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren: een zoon en drie dochters. Het merkwaardige is echter, dat als zijn eerste vrouw ook Elisabeth Cornelis Metten wordt genoemd. Zijn tweede (of derde) vrouw, met wie hij trouwde voor 1485, was Lysbeth, dochter van Gijsbert Tempelaer en van Heylwich Jans van Beerze.
Vermoedelijk was de familie Tempelaer afkomstig uit Drunen. Het betreffende gezin bestond uit:
Toen hij met Lysbeth Tempelaer trouwde, vermaakte Jacob Vezelaer aan de kinderen uit het eerste huwelijk een lijfrente van 24 rijnsgulden. Tien jaar later, op I maart 1494, vestigde hij nog eens op hen een lijfrente van 24 gouden petersgulden uit zijn dubbelhuis. Het echtpaar Vezelaer-Tempelaer werd ook ingeschreven in de ledenlijst van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap, en wel in 1486-1487. Op 22 december 1485 kocht Jacob een huis in de Orthenstraat aan de bakker Dierck Dierckss van der Poorten. Zijn bezit stond vlakbij het Kleine Begijnhof, want op 20 oktober 1487 ontving hij drie rijnsgulden van de meesteressen daarvan, omdat hij een stenen brug over de Dieze opnieuw opgemetseld had ten faveure van beide partijen. Met zijn buurman Franck van Langel maakte hij wederzijdse afspraken over de daken en waterlopen van beider huizen. Kort daarna stierf Jacob. Hij liet zijn vrouw met nog eens vier kinderen achter. Of de kinderen uit het eerste huwelijk nog thuis woonden, is niet duidelijk. Zijn weduwe verkocht op 20 januari 1498 haar huis in de Zadelstraat. Vermoedelijk was Jacob Vezelaer ook in de Vughterstraat gegoed geweest. Het pand in de Orthenstraat was een nieuw opgetrokken, dubbel pand, en getuigde dus van enige welvaart.
Waarom is deze goudsmid een intrigerende figuur in de Bossche samenleving? Omdat het zeer waarschijnlijk is, dat hij als een van de weinige Bosschenaren een schilderij van Jheronimus Bosch heeft besteld en gekocht, voorzover dat thans nog is na te gaan. Het kan ook zijn dat zijn zoon Joris het schilderij gekocht heeft, maar gezien diens jonge leeftijd tijdens het leven van Jheronimus Bosch lijkt dat minder waarschijnlijk. Jheronimus werd geboren omstreeks 1450 en stierf in 1516. Joris Vezelaer werd geboren in 1493 en was bij de dood van de schilder pas 23 jaar oud. Ook het feit dat zoon Joris naar Antwerpen verhuisde maakt het minder aannemelijk dat hij nog intensief contact heeft gehad met de beroemde schilder.
Het betreft het schilderij De zeven Doodzonden, dat via de zoon van Jacob Vezelaer, namelijk Joris, in de erfenis van diens weduwe Margaretha Boge wordt vermeld. Pater Gerlach, Capucijn, meende dat dit schilderij wellicht identiek is aan dat wat bij Sotheby is geveild op 27 november 1963.
Van het werk van Jacob Vezelae is niets meer met zekerheid bekend. Het zou echter kunnen zijn dat een zilveren beker uit de tweede helft van de vijftiende eeuw van hem afkomstig is, omdat het meesterteken een Jacobsschelp voorstelt. De enige Bossche zilversmid in die tijd met de voornaam Jacob was Vezelaer en het is zeer waarschijnlijk dat hij zijn patroonheilige uit Compostella heeft weergegeven in zijn meesterteken in de vorm van een schelp. Ook komt de schelp in het familiewapen voor, zoals we nog zullen merken.
Terug naar het gezin Vezelaer. Toen Jacob rond 1498 overleed, droegen vier kinderen uit het eerste huwelijk de lijfrente van 24 gulden over aan hun stiefmoeder, de weduwe Vezelaer. De oudste broer, Petrus, droeg zijn erfdeel over aan zijn zuster Katharina. Het is niet bekend wanneer de weduwe Vezelaer is overleden. Wel weten we dat zij hertrouwde met Lambertus van Buerinck, ook wel Buederick genaamd. Lambertus was eveneens goudsmid te ‘s-Hertogenbosch; hij wordt onder meer genoemd in 1502-1503. Rond 1530 leefden er enkele goudsmeden van die naam te Antwerpen, zodat het waarschijnlijk is dat ook hier de trek van ’s-Hertogenbosch naar Antwerpen aanwijsbaar is. Een systematisch onderzoek aar de migratie van Bosschenaren naar Antwerpen is naar mijn weten nog niet verricht. Het ouderlijke huis kwam in het bezit van dochter Anna, die was getrouwd met Frans Gijsbertss van Broechoven. Het gezin Vezelaer telde de volgende kinderen, te beginnen met die uit het eerste huwelijk met Elsbeen Henricxs van Strathen:
Enkele kleine opdrachten aan hem zijn bekend. Zo schilderde hij voor de Clarissen in 1507 een ster voor het orgel; van de Heilige-Geesttafel kreeg hij opdracht een “boerde van de heylegen geest te malen voer die poert aen die straet”, waarvoor hij in het rekeningjaar 1515-1516 drie gulden ontving. Hij overleed voor 1533 en liet minstens drie kinderen achter, te weten Josef, Anna en Margriet. Josef werd handelaar in tapijten en juwelen te Antwerpen. Hun zoon Willem studeerde te Leuven en Orléans en was bevriend met de bekende schilder en miniaturist Joris Hoefnagels.
De laatste, dochter Margriet Mostart, trouwde met de Antwerpse goudsmid Willem Craeyborn. De gehele familie Craeyborn vindt men vermeld te ‘s-Hertogenbosch op 23 augustus 1605, toen bepaalde erfzaken werden afgehandeld. Craeyborn was geboren te Aken en werd poorter Van Antwerpen op 22januari 1537. Hij moet zeker contact hebben gehad met de oom van zijn vrouw, Joris Vezelaer, die eveneens in Antwerpen woonde als zilversmid en keizerlijke muntmeester.
De kinderen uit het tweede huwelijk waren:
Een zekere Joris Wyers uit Antwerpen maakte in 1534-1535 schenkkannen voor de stad Den Bosch, zoals werd beschreven in de catalogus van de Bossche zilvertentoonstelling uit 1985. In 1536-1537 vervaardigde dezelfde Wijers een schitterende staf voor de abt van Berne. De namen Joris Wyers en Joris Vezelaer lijken erg op elkaar, maar redenen om hen beiden als dezelfde persoon te beschouwen zijn er nog onvoldoende. Wellicht is het goed de orthografie van de namen Weijers en Vezelers in de betreffende akten nader te bestuderen! Paleografisch lijken de namen meer op elkaar dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Het zou meer voor de hand liggen te denken aan Joris Vezeler(s), die een Bosschenaar was en een neef bij de Norbertijnen in Berne had. In de boedel van de weduwe van Vezelaer, Margaretha Boge, bevond zich het schilderij van Jeroen Bosch, zoals hier eerder vermeld.
Vezelaers portret door Joos van Cleve is een van de zeldzame portretten van Bosschenaren die nog geboren zijn in de vijftiende eeuw. Het is geschilderd door de beroemde Joos van Cleve en bevindt zich in de collectie van de vorst van Liechtenstein te Vaduz. Ook het portret van zijn vrouw Katharina Boge bevindt zich daar. Een kopie van zijn portret bevindt zich in de National Gallery of Art in Washington, verworven in 1963 van Andrew Mellon (catalogusnummer 1662). Een andere kopie bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het betreft hier zeer waarschijnlijk een kopie van Maarten de Vos, door Huygens besteld bij de hertog van Lotharingen. De hertog was aan deze portretten gekomen doordat de boedel van Katharina Vezelaer-Boge door een noodzakelijk uitkoop uit de familie raakte. Beide portretten zijn afgebeeld in het tijdschrift Oud Holland.
Een van Joris’ dochters, Elisabeth Vezelaer, trouwde met Jacob Hoefnagel en zij werden in 1542 de ouders van Joris Hoefnagel, de beroemde emblemataschilder. Een dochter van Jacob en Elisabeth trouwde met Constantijn Huygens.
Aldus verkeerde de familie Vezelaer in Antwerpen in de hoogste kringen van goudsmeden, schilders en geleerden. Over het verdere verloop van de familie is mij niets bekend, maar nog in 1652 stierf er een weduwe Veseler in Antwerpen. Het echtpaar Vezelaer-Boge behoort tot de voorouders van onder andere de families Huygens en Sweerts.
Het wapen van de familie was niet rechtstreeks te vinden bij een Vezelaer, zelfs niet op het portret van Joris. Dat laatste is merkwaardig, omdat de meeste geportretteerden er prijs op stelden met familiewapen te worden afgebeeld. We kennen het wapen echter van de grafzerk van Jacob Sweerts, die in 1658 in de Sint-Jan te ‘s-Hertogenbosch begraven werd. In zijn kwartierstaat komen de wapens van het echtpaar Vezelaer-Boge voor: Joris Vezelaer voerde als wapen een keper, vergezeld van 2 + 1 Jacobsschelpen. Katharina Boge voerde als wapen een naar rechts klimmende leeuw. Ook het standaardwerk van Rietstap vermeldt dit wapen als van Vezelaer. Om nu het verhaal rond te maken: de suggestie dat de goudsmid Jacob Vezelaer in de tweede helft van de vijftiende eeuw een Jacobsschelp als merkteken voerde, lijkt hiermee overduidelijk. Een onderdeel van zijn familiewapen, de schelp, was zijn merkteken van goudsmid. De suggestie in de meergenoemde catalogus van de zilvertentoonstelling dat Gerard Pelgrom van Driel de maker van de beker zou zijn, is niet gefundeerd. Het betekent dat wederom de maker van een van de oudste Bossche zilverwerken is geïdentificeerd.
[1] Met uitgebreid voetnotenapparaat eerst gepubliceerd in De Brabantse Leeuw, XLVII (1998), p. 17 en vv.