Een Cluijt van Geert en Maes (anoniem) XVI
[Teksteditie (facsimile, diplomatisch en kritisch): Bram Laport (ed.), Goossen ten Berch: Een Cluijt van Geert en Maes, naar het handschrift van ‘Trouw Moet Blijcken’ uitgegeven. Enschede, 1982 = Geert en Maes ed. 1982]
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars m.m.v. M.R. Hagendoorn en J.P.G. Heersche (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 7: Boek G – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1997, ff. 135v-143r = Geert en Maes ed. 1997]
[Hummelen 1 OG 20]
Auteur
Goosen ten Berch is de kopiist van de tekst (circa 1600). De oorspronkelijke auteur bleef anoniem. Volgens De Vooys [ed. 1982: 5] was hij ongetwijfeld een Zuid-Nederlander.
Genre
Een korte rederijkersklucht.
Situering / datering
Deze klucht (433 verzen) bleef bewaard in Boek G van het archief van de Haarlemse rederijkerskamer ‘De Pellicanisten’. De tekst dateert hoogstwaarschijnlijk uit de zestiende eeuw.
Inhoud
Geert en Maes zijn twee drinkebroers die allebei een bazige weduwe gehuwd hebben. Zij besluiten hun vrouwen schrik aan te jagen door zich te verkleden als de geesten van hun overleden mannen. Zo gezegd, zo gedaan. De ‘geesten’ geven de vrouwen de opdracht te gaan biechten bij een broeder, anders zullen zij ‘muizenmeel’ van hen maken. Geert verkleedt zich daarop als broeder en neemt de twee vrouwen de biecht af. Omdat zij hun eerste mannen als het ware doodgepest hebben, krijgen zij een zware ‘penitentie’ opgelegd: ze moeten zich vernederen voor hun huidige echtgenoten en hen geld geven voor de kroeg. Als de beide vrouwen de penitentie volbracht hebben, luisteren ze echter een gesprek tussen Geert en Maes af, en komen zo achter de waarheid. Geert en Maes krijgen een flinke aframmeling.
Thematiek
De moraal van deze vrij oppervlakkige en banale klucht is ongetwijfeld te duiden als burgerlijke negatieve zelfdefiniëring. De twee ten tonele gevoerde koppels laten duidelijk zien hoe het niét hoort: in de strijd om de broek en om de bovenhand in het huwelijk is het de man die moet overwinnen en niet – zoals hier – de vrouw.
Receptie
De oorsprong (archief van een rederijkerskamer) en de vorm (rederijkersklucht) van het spel wijzen duidelijk op stadsliteratuur. De burgermoraal die tussen de regels door wordt gepropageerd, komt dit nog versterken. Verband met Haarlem.
Profaan / religieus?
Manifest zuiver profaan van aard.
[explicit 15 augustus 1992]