Een fraij Estbatement vant Gelt (anoniem) XVI
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars m.m.v. M.R. Hagendoorn en J.P.G. Heersche (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 7: Boek G – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1997, ff. 100v-106v = Het Gelt ed. 1997]
[Hummelen 1 OG 15]
Auteur
Een anoniem gebleven rederijker.
Genre
Een rederijkersklucht. Het originele opschrift spreekt van een estbatement (sic).
Situering / datering
Deze klucht (701 verzen) bleef bewaard in Boek G uit het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten. Boek G werd geschreven (gekopieerd) in 1600: de erin bewaarde stukken dateren dus van vóór dat jaartal.
Inhoud
Drie vrienden (Gelt, Vrientschap en Schoone Woorden) proberen de knappe waardin Aerts Hemelrijck van de herberg Begeerte van Eeren te versieren. Haar voorkeur gaat duidelijk uit naar Gelt, maar aangezien geld niet deugt sonder regiment (geld moet niet stil liggen, het moet goed geïnvesteerd worden in suijchbenen, waarmee winstgevende ambten bedoeld worden), zal zij zichzelf tot vrouw schenken aan wie haar het meeste suijchbenen zal weten te brengen. De drie vrienden trekken vervolgens naar Loos Propheeten, die klerk is aan het hof van een edelman, en proberen in ruil voor mooie woorden, vriendschap en geld allerlei winstgevende ambten van hem los te krijgen (ontvanger, valkmeester, tollenaar, controleur, enzovoort). Alleen Gelt krijgt wat hij wil.
Thematiek
Duidelijk negatieve zelfdefiniëring: kritiek op de overal heersende macht van het geld die leidt tot hebzucht, zoals vers 687 samenvat: Maer tis al om gelts wille datmen nu geeft.
Receptie
Stadsliteratuur. Het betreft hier een rederijkersklucht die bewaard bleef in de archieven van een Haarlemse rederijkerskamer. Vers 683 bevat een toespeling op Brussel: ontstond het spel daar? Verbanden met Haarlem en Brussel.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
[explicit 8 april 1998]