Die hexe (anoniem) circa 1410
[Diplomatische teksteditie: Herman Brinkman en Janny Schenkel (eds.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie. Band 2, Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden – VII, 2, Verloren, Hilversum, 1999, pp. 1166-1170 (Tekst 206.2) = Die hexe ed. 1999]
[Kritische teksteditie: J. Vromans, “Die hexe”, in: H. van Dijk e.a. (eds.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B., 15.589-623, uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Middeleeuwse studies en bronnen – XXXIII, Verloren, Hilversum, 1992, pp. 180-189 = Die hexe ed. 1992]
[Hummelen add. OA6]
Genre
Volgens het opschrift in het handschrift een sotternie (een korte klucht). De titel Die hexe is aan het spel gegeven in de negentiende eeuw en vormt in feite een anachronisme: het woord ‘heks’ is pas in de zestiende eeuw vanuit het Duits in het Nederlands terechtgekomen en het woord ‘hexe’ komt dan ook nergens voor in de tekst [ed. 1992: 180].
Auteur
Anoniem.
Situering / datering
Die hexe (111 verzen) wordt in het handschrift-Van Hulthem (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 15.589-623) aangetroffen vlak na het abel spel Lanseloet van Denemerken (fol. 230r-230v). Het handschrift-Van Hulthem dateert hoogstwaarschijnlijk van circa 1410. Die hexe zelf is hoogstwaarschijnlijk ontstaan in de tweede helft van de veertiende eeuw [Van Dijk 1993: 65].
Inhoud
Twee vrouwen, Machtelt en Luutgaert, doen tegen elkaar hun beklag: zij kennen de laatste tijd allerlei tegenslagen. Zij vermoeden dat er toverij in het spel is en leggen de schuld bij een oude vrouw, Juliane. Zij zoeken de vrouw op, zogenaamd om raad te vragen. Als Juliane hen aanraadt de hand van een gehangen dief te pakken te krijgen, is voor de twee vrouwen de schuld van Juliane bewezen en zij geven haar een pak slaag.
Thematiek
Volgens Pleij [1988: 286, 2007: 162] worden in deze klucht het heksengeloof en toverpraktijken geridiculiseerd. Volgens Lie [1990] zijn de beschuldigingen van Machtelt en Luutgaert volstrekt ongegrond en was het de bedoeling van de anonieme auteur om deze vrouwen en hun naïef bijgeloof belachelijk te maken. Niet de praktijk van heksen wordt aan de kaak gesteld, maar wel de klakkeloze wijze waarop iemand van hekserij of toverij beschuldigd wordt. Bezien in het licht van de latere heksenvervolgingen (zestiende-zeventiende eeuw) is deze thematiek niet alleen actueel, maar ook vooruitwijzend naar latere ontwikkelingen op het gebied van hekserij en toverij. We hebben hier dus waarschijnlijk te maken met negatieve zelfdefiniëring binnen een stedelijke context: er wordt kritiek gegeven op het naïeve bijgeloof en de vooroordelen van simpele (plattelands?)vrouwen. Gielis [1995: 275] noteerde: ‘De opvattingen die in deze klucht weergegeven worden, stroken op het eerste zicht volledig met wat we kunnen leren kennen uit de sagen, en ze stammen dus naar alle waarschijnlijkheid wel uit het geloof van het ongeletterde volk, maar voor een goede verstaander is het duidelijk dat de auteur van Die Hexe zelf veel “verlichter” opvattingen is toegedaan en in werkelijkheid de spot drijft met het bijgeloof van de ten tonele gevoerde vrouwen’.
Receptie
Stadsliteratuur. De toneelstukken in het Hulthemse handschrift passen wat hun inhoud betreft goed in een stedelijk milieu [Van Dijk 1993: 66]. Vergelijk ook bij thematiek. Verband met Brussel?
Profaan / religieus?
Profaan met een sterk religieus tintje (er is sprake van toverij in samenwerking met de duivel).
Geraadpleegde lectuur
[explicit 6 december 1995 / 2 augustus 2013]