Gedichten van Willem van Hildegaersberch
(Willem van Hildegaersberch) circa 1400
[Teksteditie: W. Bisschop en E. Verwijs (eds.), Gedichten van Willem van Hildegaersberch, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden uitgegeven. HES Publishers, Utrecht, 1981 (reprint van de uitgave ’s-Gravenhage, 1870) = Hildegaersberch ed. 1981]
Auteur
De Hollandse sprookspreker Willem van Hildegaersberch (circa 1350-1408) [Meder 1991a: 36 / 39]. Hij wordt voor de eerste maal in een rekening vermeld in 1383 [Meder 1991a: 41, Van Oostrom 1987: 54]. Tussen circa 1380 en 1408 was hij in elk geval sprookspreker van beroep [Meder 1991a: 46]. Zijn opleidingsniveau was matig en hij beheerste het Latijn niet [Van Oostrom 1987: 57, Meder 1991a: 56].
Genre
Willem beoefende het genre van de sproke. Zie over dit genre Meder 1991a: 168-181.
Situering / datering
Van Willem bleven niet minder dan 120 gedichten bewaard [Meder 1991a: 1]. Zie voor de handschriften Meder 1991a: 15-34. De sproken zelf dateren alle van circa 1400: Willem was in elk geval actief tussen circa 1380 en 1408.
Inhoud / thematiek
Willems wereldbeeld is een combinatie van adellijke normen en waarden, burgerlijke sentimenten en geloofswaarheden [Meder 1991a: 529]. De drie hoofdthema’s van zijn werk zijn: de toestand van het land, de wil van God en de taak van de dichter bij dit alles. De ‘waarheid’ die hij brengt, is in laatste instantie de moreel en religieus geladen eeuwige waarheid van de orde Gods [Van Oostrom 1987: 53 / 59].
Receptie
Willem kwam als ‘burger’, of zo men wil: als ‘dorper’, ter wereld [Meder 1991a: 39]. Zijn geïntendeerde publiek was in de eerste plaats de adel (vooral die van het Haagse hof), maar daarnaast ook de stadsburgerij en de kloosters. Hildegaersberch neemt een tussenpositie in tussen hof en stad, met nadruk op het eerste [Meder 1991a: 46 / 417-489 / 525-526, Van Oostrom 1987: 55]. In zijn houding tegenover de burgerij is hij ambivalent [Van Oostrom 1987: 65 (noot 2)]. Passages in Willems oeuvre die manifest naar de burgerij als geïntendeerd publiek verwijzen:
Een passage die wijst op de adel én anderen als geïntendeerd publiek:
Belangrijk in verband met Willems gerichtheid op de stad zijn zijn referenties aan Boendale. Zie hierover Meder 1991a: 28 / 86 en Van Oostrom 1987: 57.
Profaan / religieus?
Hildegaersberch is een perfect voorbeeld van de vermenging van profane en religieuze thematiek in de late Middeleeuwen.
Persoonlijke aantekeningen
Meder [1991a: 5-14] geeft een overzicht van de moderne Hildegaersberch-receptie (19de-20ste eeuw), die over het algemeen – zeker niet ten onrechte – vrij negatief uitvalt. Meder zelf is bij zijn esthetische evaluatie van Hildegaersberch opvallend positief (daarbij zijn onderzoeksonderwerp wat overwaarderend?): zie Meder 1991a: 1 / 13-14 / 533. Hij wil Hildegaersberch ‘rehabiliteren’. Van Oostrom [1987: 64 / 83] wijst erop dat Willem in onze moderne ogen wellicht wat te veel een langdradige zedenpreker is, maar dat hij in zijn eigen tijd in de hoogste kringen heel sterk gewaardeerd werd. Knuvelder [I 1970: 307] noteert: ‘Over het geheel maakt Van Hildegaersberch een wat droge, nuchtere indruk, de indruk van de broodschrijver die hij klaarblijkelijk was’.
Na lezing van de 120 Hildegaersberch-sproken is onze eigen mening dat deze Willem wel degelijk een ontzettende zeurkous en langdradige rijmelaar is, een mening die wij overigens delen met zijn negentiende-eeuwse tekstbezorgers [zie ed. 1981: XI / XVIII]. Cultuurhistorisch gezien zijn zijn gedichten natuurlijk wel interessant.
Geraadpleegde lectuur
[explicit 13 januari 1997 / 1 juli 2016]