Jan van Beverley (anoniem) XVIA
[Teksteditie: G.J. Boekenoogen (ed.), Dit es die historie ende leven vanden heilyghen heremijt sint Jan van Beverley die sijnder suster vercrachte ende vermoerde doer ingheven des viants, also u die historie verclaren sal – Naar den Brusselschen druk van Thomas van der Noot uit het begin der XVIde eeuw en de Antwerpschen druk van Jacob van Liesvelt uit het jaar 1543 uitgegeven. Nederlandsche Volksboeken opnieuw uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden – deel VI, Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, 1903 = Jan van Beverley ed. 1903]
[Hummelen 7 18 / NK 1088 / Debaene pp. 205-251]
Auteur
Anoniem.
Genre
Naar de inhoud een legende, naar de vorm een gedeeltelijk in proza, gedeeltelijk in verzen geschreven ‘volksboek’. Hummelen nam de tekst op in zijn repertorium van het rederijkersdrama: de versgedeelten zijn inderdaad in de vorm van een toneeltekst weergegeven, telkens met aanduiding van het personage dat spreekt.
Situering / datering
De tekst van dit volksboek bleef bewaard in twee zestiende-eeuwse en twee zeventiende-eeuwse drukken.
Er zijn verder nog twee achttiende-eeuwse drukken bekend waarvan echter geen exemplaren bewaard bleven.
Van de (waarschijnlijk vrij talrijke) overige uitgaven zijn geen gegevens bekend.
A bewaart waarschijnlijk een oudere redactie van de tekst dan B. A ligt dan ook aan de basis van Boekenoogens moderne editie, maar aangezien in A enkele bladzijden ontbreken, gebruikte hij B om de leemten aan te vullen. Het volksboek had hoogstwaarschijnlijk op het einde van de vijftiende eeuw reeds de vorm waarin wij het kennen. Daarvóór was het verhaal ongetwijfeld geheel in verzen geschreven. In onze tekst zijn deze verzen gedeeltelijk behouden en gedeeltelijk omgezet in proza. De zestiende-eeuwse drukken bevatten nog geen kerkelijke approbatie en de tekst schijnt nooit tot de verboden boeken te hebben behoord.
Boekenoogen heeft geen Engelse versie van de legende kunnen vinden. St John of Beverley was een beroemde Engelse bisschop, gestorven in 721 en gecanoniseerd in 1037. De gebeurtenissen uit onze tekst komen in zijn biografie niet voor en zullen dus (wellicht buiten Engeland) vanuit een andere legende op zijn naam zijn gesteld. Andere bewerkingen van dezelfde legende treft men aan in een dertiende-eeuws Frans mysteriespel en in een negentiende-eeuwse Italiaanse uitgave (aldaar echter toegepast op een andere vrome figuur).
Inhoud
Jan van Beverley, de zoon van een Engelse graaf, besluit de wereld de rug toe te keren en heremiet te worden. Op een dag komt de duivel (verkleed als engel) hem zeggen dat God hem gestraft heeft omdat hij hoogmoedig is geweest. Hij moet nu kiezen uit drie zonden: dronkenschap, verkrachting of moord. Jan kiest voor wat in zijn ogen het minst erg is: dronkenschap. Hij laat zijn zuster Colette wijn brengen, maar als hij dronken is, verkracht en vermoordt hij haar. Als hij – weer nuchter – beseft wat hij gedaan heeft, is hij wanhopig en vertrekt hij naar Rome om de paus vergiffenis te vragen. Deze laatste voelt zich echter niet bevoegd om zulke grote zonden te vergeven en geeft Jan de raad terug naar Engeland te gaan en daar de vrome heremiet Jan van Beverley op te sporen: die zal wel weten welke de juiste penitentie is!
Terug thuis beslist Jan als een wild beest te leven totdat een kind van één dag oud hem zal zeggen dat God zijn zonden vergeven heeft. Na zeven jaar wordt hij gevangen door de graaf die de opvolger van zijn vader is. Diens pasgeboren zoontje deelt Jan mee dat God hem vergeving heeft geschonken. Jan gaat te biechten bij de bisschop van Canterbury. Daarna gaat hij naar het graf van zijn zuster, die opstaat uit de dood.
Zie ook de samenvatting in Deighton 1993: 228.
Thematiek
De toon van het verhaal is door en door stichtelijk. Op het einde vermeldt A dat de tekst gedrukt is tot eenen trooste van allen sondaren. Dat lijkt wel het hoofdthema te zijn: zelfs de grootste zondaar kan vergeven worden, op voorwaarde dat hij oprecht berouw vertoont. Vergelijk ook ed. 1903: 18 : Nochtan en willic my niet mestrouwen / Ghelijck als Iudas dede / Ic wil gaen besoeken die romsche stede / Ende biechten daer mijn sonden algader / Voerden paus onsen eertschen vader. Andere opmerkelijk aspecten van de stichtelijke moraal zijn: het feit dat dronkenschap de wortel is van alle kwaad [ed. 1903: 18], de positieve rol van paus en bisschoppen [ed. 1903: 18 : Ic en weet op eerde mijns anders geen raet / Dan den priesterlijcken staet] en de voorsprekersrol van Maria [zie het gebed tot Maria, ed. 1903: 24-25]. De twee laatste aspecten wijzen er duidelijk op dat de tekst niet reformatorisch getint is.
Receptie
Als respectievelijk Brusselse en Antwerpse druk behoren A en B manifest tot de stadsliteratuur. Vergelijk ook ed. 1903: 10, waar vermeld wordt dat Colette, na een bezoek aan haar broer, es in die stadt gegaen bi den grave haren vader. Die graaf woont dus blijkbaar in een stad.
Profaan / religieus?
Met zijn christelijke moraal en stichtelijk karakter behoort deze tekst duidelijk niet tot de profane literatuur.
Geraadpleegde literatuur
[explicit 21 juni 1992]