Een batement vanden katmaecker (anoniem) vóór 1578
[Teksteditie: F.A. Stoett (ed.), Drie kluchten uit de zestiende eeuw. W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1932, pp. 58-86 = De katmaecker ed. 1932]
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 1: Boek A – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1992, fol. 137r-144r = De katmaecker ed. 1992]
[Hummelen 1 OA 9]
Genre
De titel in het Haarlemse handschrift bevat de term (es)batement. Dit was de vooral door Zuid-Nederlandse rederijkers gebruikte term voor een sotternie, een klucht [ed. 1932: 87]. Het gaat hier dus om een rederijkersklucht.
Auteur
Een anoniem gebleven Zuid-Nederlandse rederijker.
Situering / datering
Deze klucht (592 verzen in de ed. 1932) behoort tot de verzameling rederijkersspelen uit het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten (Boek A, fol. 137r-144r). Volgens een mededeling in de titel werd het stuk op Sint-Jansmis 1578 gespeeld door die broeders van Trou Moet Blijcken (= De Pellicanisten). De tekst zal dus hoogstwaarschijnlijk van vóór die datum dateren, aangezien de taal op overtuigende wijze een Vlaams-Brabantse origine verraadt (ook al heeft de kopiist er Hollandse elementen in vermengd) [ed. 1932: III]. Verdere gegevens over de herkomst ontbreken jammer genoeg.
Inhoud
Heijn verlaat dronken de taveerne en ontmoet zijn vriend Roel. Samen gaan ze naar het huis van Heijn, waar twee buurvrouwen hen vertellen dat Heijns vrouw aan het bevallen is en dat ze de vroedvrouw moeten gaan halen. Heijn en Roel weigeren en zeggen de vrouwen dat zij dat zelf maar moeten doen. Er ontstaat een ruzie en zelfs een kort handgemeen tussen Roel en één van de vrouwen. Heijn wil echter niet vechten en samen met Roel trekt hij terug naar de herberg.
Ondertussen verzinnen de buurvrouwen een list: zij zullen een kat inbakeren en Heijn wijsmaken dat het zijn kind is. Dan zal hij wel om een vroedvrouw gaan. Zo geschiedt ook. De dronken Heijn meent in de kat een baby te herkennen en gaat de vroedvrouw halen. Die wil echter niet meekomen omdat Heijn zegt dat het kind al geboren is: wat kan zij dan nog komen doen? Pas als Heijn de inhoud van een nachtspiegel over zich heen krijgt, druipt hij af. Heijn krijgt vervolgens de ingebakerde kat mee van de buurvrouwen: de vroedvrouw zal dan wel begrijpen hoe de vork aan de steel zit, denken zij, en onmiddellijk meekomen. Onderweg komt Heijn echter opnieuw Roel tegen die hem erop wijst dat zijn kind in feite een kat is. De twee mannen ontsteken in toorn, gaan de twee buurvrouwen een pak rammel geven en zijn tevreden dat zij uiteindelijk hebben laten zien wie de baas is.
Thematiek
Behalve als (vrij boertig) entertainment is deze klucht blijkbaar ook bedoeld als kritiek op zich misdragende huisvaders (negatieve zelfdefiniëring). Tegelijk komt ook de man/vrouw-problematiek aan bod. De moraal lijkt hier te zijn dat de vrouwen moeten beseffen waar hun plaats is: onder de man. Vergelijk de verzen 565-566: Aldus soumen dese quae wijfs bestieren, / Als sij tegen ons wederspannich vallen (vergelijk verder ook de verzen 118-121 en 571-592 – in de ed. 1932).
Receptie
De moraal van deze klucht laat zich probleemloos inpassen binnen de laatmiddeleeuwse stedelijke burgermoraal (zie supra). Bovendien verraadt het stuk zijn rederijkersafkomst door de genre-aanduiding, de taal en het feit dat het deel uitmaakte van het repertoire van een Haarlemse rederijkerskamer. Duidelijk stadsliteratuur dus. Verband met Haarlem.
Profaan / religieus?
Manifest profaan van aard.
[explicit 18 oktober 1992]