Die chronijcke der Stadt ende Meijerije van ’s-Hertogenbosch
(anoniem) XVIId
[Tekstedite: H. van Bavel, A.C.M. Kappelhof, G.M. van der Velden en G. Verbeek (eds.), De kroniek van het St. Geertruiklooster te ’s-Hertogenbosch – Die chronijcke der Stadt ende Meijerije van ’s-Hertogenbosch – Een tekstuitgave. Stadsarchief ’s-Hertogenbosch-Abdij van Berne, ’s-Hertogenbosch-Heeswijk, 2001 = Kroniek Sint-Geertruiklooster ed. 2001]
Genre
Een stadskroniek (van ’s-Hertogenbosch en omgeving), die loopt van 1140 tot 1699.
Auteur
De volledige tekst werd op het einde van de 17de eeuw (af)geschreven door een anoniem gebleven auteur die daarbij gebruik maakte van oudere teksten. Merkwaardig is dat twee passages die handelen over Barbara Discuis (Disquis), de Bossche bastaarddochter van Maximiliaan I, in de ikpersoon zijn geschreven [ed. 2001: vi-vii. Deze passages op pp. 60 (1495) en 64 (1504). Barbara Disquis wordt ook vermeld op pp. 42, 71 (1511) en 93-94 (1521). Deze Barbara verbleef naar verluidt in het Sint-Geertruiklooster.]. De tekstbezorgers vermoeden dat de auteur een man was, een katholieke Bosschenaar en lid van een schuttersgilde. Misschien was hij werkzaam als klerk op de Bossche secretarie [ed. 2001: x-xi].
Situering / datering
Het betreft hier een handschrift dat bestaat uit twee banden die samen 1067 bladzijden tellen. Het wordt bewaard in de bibliotheek van de abdij van Berne te Heeswijk. Een groot deel van de tekst gaat blijkbaar terug op een kroniek die bijgehouden werd in het Sint-Geertruiklooster, een vrouwenklooster uit ’s-Hertogenbosch dat in de 15de eeuw gesticht werd en zoals alle kloosters in ’s-Hertogenbosch na 1629 werd opgeheven (waarbij het archief geheel verloren ging) [ed. 2001: vi-vii]. De gehanteerde spelling wijst op de late 17de eeuw [ed. 2001: xii]. Uit een aantal vooruitwijzingen in de tekst blijkt duidelijk dat de auteur later schrijft dan de beschreven gebeurtenissen: als hij bijvoorbeeld schrijft over een protestantse vrouw die in 1582 onkerkelijk begraven werd, dan voegt hij daaraan toe dat na 1629 de gereformeerden het gebeente terug hebben opgegraven [ed. 2001: 263].
Inhoud / thematiek
Een geschiedenis van de stad ’s-Hertogenbosch en omgeving van 1140 tot 1699.
Receptie
Is weinig over bekend. Blijkbaar een mengeling van kloosterliteratuur en stadsliteratuur, bedoeld voor lokaal gebruik.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
Persoonlijke aantekeningen
Ofschoon de cultuurhistorische waarde van deze kroniek buiten kijf staat, levert hij bedroevend weinig gegevens op die van doorslaggevend belang zijn in verband met het oeuvre van Bosch. Hieronder een opsomming van zaken die wel zijdelings interessant zijn.
- Enkele malen wordt Hendrik III van Nassau vermeld: op pp. 76 (graeff), 89 (graeff) en 91 (grave van Nassouw, heer van Heusden).
- Op de pp. 79-87 worden de statuten van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap weergegeven. De auteur denkt verkeerdelijk dat deze in 1518 (nieuwe stijl: 1519) tot stand kwamen (in werkelijkheid: 1318). Interessant in verband met de begrafenis van Bosch: Item is gewoonlijck als eenige broeder in de stadt sterft, soo comen alle die gesworen medebroeren met haer covelen op de begravenisse; ende vrijdaegs ende saterdaegs naestcomende soo houden die broeders vigiliën, misse ende groote commendatiën [pp. 83-84]. De gezworen broeders vergaderen overigens naar verluidt elke zes weken, waarbij gegeten, gezongen en gebeden wordt en waarbij bepaald is dat niemant meer mag drincken dan een half can wijns [p. 84].
- In 1425 vestigden de Hiëronymieten (Broeders van het Gemene Leven) zich in een Fraterhuijs in ’s-Hertogenbosch. Zij onderwezen Latijn en Grieks aan de jeugd [p. 37]. Ging Bosch hier naar school?
- Op pp. 44-45 wordt de grote stadsbrand van 13 juni 1463 (ontstaan in de Verwerstraat) vermeld. Dit moet een jeugdherinnering van Bosch zijn geweest.
- Interessant in verband met de weergave van de H. Catharina op het rechterbinnenluik van het Ecce Homo-drieluik (Boston): op 1 augustus 1533 speelde ‘het gilt van Sinte Catarina’ een toneelstuk: ‘De Legende van Sint Catarina’ [p. 118]. Pagina 57 vermeldt dat in 1481 veele confraternitijten zijn opgericht, onder meer die van Sint Antonis en van Sinte Catarina.
- In 1566 wordt heer Jan Schijff, ridder heer van Sint Achtenhoud, cancelier van Brabant, even verder: Jan Schijve, heer van Sint-Achtenroode, cancelier van Brabant vermeld [p. 173]. Op pagina 178 wordt Scheijfue vermeld als ondertekenaar van een officiële brief (11 april 1567). Interessant in verband met de opdrachtgever van Bosch’ Aanbidding der Wijzen (Prado): Peter Scheyfve. Uit de kroniek wordt duidelijk hoe er met de spelling gegoocheld werd, zelfs met die van eigennamen.
- Op p. 50 wordt de opstand van de Bossche ‘gemeente’, kort na de dood van Karel de Stoute in 1477, vermeld. Bosch moet dat meegemaakt hebben.
- Maximiliaan I en Filips de Schone bezochten regelmatig ’s-Hertogenbosch: op 30 september 1477 Maximiliaan [pp. 51-52], in 1481 Maximiliaan en Filips met vele edelen, onder wie graeff Engelbert van Nassouw (even verder vemeld als Engelbert de Nassau et de Viende, seigneur de Breda) [pp. 55-56], in 1490 Maximiliaan en zijn vrouw Maria de Blanck (maar hij bleef niet slapen want hij was boos op de stad) [p. 59], op 24 december 1495 wordt Filips in Den Bosch gehuldigd als hertog van Brabant [p. 61], in 1504 bezoekt Filips met vele edelen Den Bosch en houdt er feesten, waarbij later Maximiliaan arriveert die zich verzoent met de stad [p. 63-64], op 9 september 1505 is Filips weer in de stad [p. 64], van april tot juli 1506 oert Filips strijd tegen de Geldersen en is hij ook weer in Den Bosch [pp. 65-66], op 26 juli 1507 was Maximiliaan in de stad [p. 68], ook weer op 26 juli 1508 (bij welke gelegenheid hij bepaalt dat de stad boven de boom in het stadswapen een arend mag voeren!) [p. 69]. In 1511 is gouvernante Margareta van Oostenrijk een paar maal in Den Bosch. Bij al deze gelegenheden was er contact met Jheronimus Bosch mogelijk…
- In 1483 wordt het dominicanenklooster van ’s-Hertogenbosch hervormd, waarbij Jacob Sprenger, Keulse prior van de orde en medeauteur van de Heksenhamer, ‘behulpzaam’ was [p. 58].
- In 1491 kwam er een Sint-Antoniuskapel op het Hinthamereind [p. 59].
- Op p. 61 wordt de in de Bosch-literatuur, ‘dankzij’ Fraenger, welbekende Jacob van Aelmangiën vermeld. Het gaat over 27 december 1495: Eodem anno den 27 dito is in presentie van hertog Phlips ende mer andere grooten in Sint Janskerck gedoopt een joden, daer de voornoemde heeren vuntpeters af waeren; ende hem wiert de naem gegeven Phlips van Sint Jan, die tevooren hiet Jacob van Almagiën; maer viel wederom daernaer aff.
- In 1513 wordt in de Sint-Janskerk het befaamde ‘Laatste Oordeel-spel’ geïnstalleerd. Het toont onder meer Christus op zijn rechterstoel sijn handen uijtsteeckende toont de gaten der naglen ende wonden, die Hij voor het menschelijck geslagt geleden heeft [p. 74]. Net als de Christus bovenaan het middenpaneel van de Hooiwagen en de Christus in het midden van het Zeven Hoofdzonden-paneel… Het gaat hier natuurlijk wel om een beeldtopos.
- In den jaere 1516 regneerde hier een siecte genaemt plerensis. Het was een specie van de pest, waaervan veele menschen storven [p. 77]. Ook Bosch zelf? In 1521 hing er overigens een stroijwisch aan het raadhuis, ten teken dat er pest woedde [p. 94]. Is dit relevant in verband met de strobundel die aan de stal hangt op het middenpaneel van de Aanbidding der Wijzen (Prado)?
- Op 18 februari 1520 (n.s.) sterft Loij Bijts, een koopman die veel gereisd had, onder meer twee maal naar Jeruzalem [p. 88]. Dit was een buurman van Bosch.
- Tussen 1566 en 1629 zijn er voortdurend rellen en conflicten tussen katholieken en protestanten, waarbij de stad regelmatig ook belegerd en beschoten wordt. Op 22 en 23 augustus 1566 houden beeldenstormers huis in de Sint-Janskerk en slaan er bijna alles stuk, maar een groot aantal zaken konden op tijd in veiligheid gebracht worden en het koor van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap (dat bewaakt werd door soldaten) bleef gespaard [pp. 168-169]. In 1584 ontstond er door blikseminslag brand, waar onder meer de Sint-Janskerk slachtoffer van werd: verschijde beelden ende autaren ende andere schone ornamenten gingen verloren: bij desen brant is eenen inestimable schade geschiet [p. 265]. In mei en juni 1629 beschieten de protestanten de stad, daarbij werd de Sint-Janskerk seer beschadigt, principael van buijten [p. 333]. Op 27 augustus 1629 worden de Sint-Janskerk en de Hinthamerstraat met bommen bestookt [p. 349]. Op 3 september 1629 wordt het orgel in het Onze-Lieve-Vrouwekoor vernield [p. 350]. Op 17 september 1629 geeft de stad zich over [pp. 351/364]. Dat alles laat het ergste vrezen voor de schilderijen van Bosch (en van anderen) die zich in die tijd in de Sint-Janskerk bevonden. Maar misschien bleven ze ondanks alles toch gespaard? Na de overgave wierden alle hijlige beschimpt ende belastert en gaat men op zoek naar het miraculeuze Mariabeeldje, maar dat was door ene Anna Hambroeck in veiligheid gebracht en uiteindelijk eerst naar Antwerpen en dan naar Brussel overgebracht [pp. 364-365].
- In 1629 bepalen de Staten Generaal dat in Holland en andere provincies de teeckenen van ambachten ofte ambachtsluijden deser stadt als van messemaeckers, nestelmaeckers ende meer andere manufacturen niet meer nagemaakt en vervalst mogen worden [p. 354].
Andere zaken die ons opgevallen zijn.
- Int jaer 1575 den 20 december is binnen Den Bos ter paijen afgepubliceert als dat het jaer dat tevooren Paeschdag placht aen te gaen, nu Niuwe jaers dagh aengaen soude [p. 225]. In ’s-Hertogenbosch ging de ‘nieuwe stijl’ dus pas in, in 1575. Belangrijk voor dateringen in verband met archiefonderzoek.
- In 1250 vestigden de dominicanen zich in ’s-Hertogenbosch, in een klooster in de Hinthamerstraat [p. 9].
- In 1280 wordt de eerste steen van Sint Jan Evangelistekerck gelegd. De fundamenten werden op gezouten ossenhuiden gelegd. In 1312 was de kerk klaar [pp. 11 / 14].
- In 1329 bepaalt hertog Jan III van Brabant dat ‘papenkinderen’ en andere bastaarden niet mogen getuigen tegen burgers van ’s-Hertogenbosch [p. 19].
- In 1356 bepaalt hertog ‘Wenseslaus’ dat ’s-Hertogenbosch in zijn wapen vier leeuwen en een boom mag voeren [p. 22].
- In mei 1419 ontstond er een grote brand op het Hinthamereinde die 112 doden eiste [p. 35].
- Er kwamen met grote tussenpozen aardbevingen voor in ’s-Hertogenbosch: zie pp. 15 (1313, samen met het verschijnen van een komeet), 64 (1504), 370 (25 maart 1640), 402 (18 september 1692) en 404 (19 maart 1694). Nog een komeet op pp. 42 (samen met een zonsverduistering).
- In 1496 breken in ’s-Hertogenbosch voor het eerst de ‘Spaanse pokken’ (ook Sint-Jobspassie of -ziekte genoemd) uit [p. 61].
- In 1511 gebeurt er iets merkwaardigs. Een man die in de processie een duivel had gespeeld, liep uitzinnig naar huis, gooide zijn hoogzwangere vrouw op het bed en zei: ‘Ik zal een duivel bij u maken!’ Van alteratie baarde de vrouw een zoon die op een duivel geleek en meteen begon te huppelen en te springen [p. 71].
- In 1526 moesten gestrafte lutheranen een geel kruis op hun kleed dragen [p. 107]. Ook in 1533 [p. 117].
- In 1526 was de toren van de Sint-Janskerk af. Vanop de toren kon men naar verluidt Antwerpen zien liggen [p. 108].
- In 1559 krijgt ’s-Hertogenbosch een eigen bisschop en valt dus niet langer onder het bisdom Luik [p. 162].
- Op 25 augustus 1559 vertrekt Filips II vanuit Vlissingen naar Spanje. Veertien dagen later, op 8 september 1559, komt hij daar aan [pp. 162-163].
- In 1561 winnen de Bossche rederijkers van ‘Moses Doorn’ op het landjuweel in Antwerpen de opperste prijs [p. 164].
- Op 12 maart 1699 is op de Bossche Markt een draij huijsken (een soort kleine gevangenis) geïnstalleerd. Grappig: toen op 9 april 1699 de infame straethoer Mechtelt uit dat huisje werd vrijgelaten, zei ze tegen de gerechtsdienaars: ‘Wie is nu mooier, ik of gij?’ Het is de laatste zin van de kroniek [p. 420].
[explicit 7 januari 2017]