Een esbatement van Lippen en Lijse (anoniem) XVI
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars m.m.v. M.R. Hagendoorn en J.P.G. Heersche (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 7: Boek G – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1997, fol. 64v-73r = Lijs en Lippen Harman ed. 1997]
[Hummelen 1 OG 10]
Genre
Een rederijkersklucht. De originele opschriften spreken van een esbatement en van een cluijt (vergelijk ook vers 25 van de proloog). Het gaat meer bepaald om een vastenavondklucht (vergelijk vers 14).
Auteur
Een anoniem gebleven Noord-Nederlandse rederijker.
Situering / datering
Deze klucht (957 verzen in de ed. 1997) bleef bewaard in boek G uit het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten (folio 64v-73r). Dit boek werd geschreven in 1600: de erin bewaarde stukken dateren dus van vóór dat jaartal.
Inhoud
De oude boer Lippen Harman is getrouwd met de jonge, levenslustige Lijs. Het is vastenavond en zij wil naar het vastenavondspel gaan kijken, maar Lippen is te moe en heeft het koud en wil gaan slapen. Daar komt ruzie van: Lijs doet alsof ze kwaad bij de haard blijft slapen (ze zet de boterkarn bij het vuur en legt er een mantel over zodat Lippen zal denken dat zij daar ligt), maar stilletjes muist zij er vanonder om de bloemetjes buiten te zetten met een frisse jongeling die ze eerder die avond ontmoet heeft, ene Jan Vleermuijs. Terwijl Lippen slaapt, dringen twee boeven, Sober Costgen en Slickmorsel, het huis binnen om kleren en eten te stelen. Later op de avond ontdekt Lippen de inbraak en als Lijs binnenkomt, liegt ze dat ze buikpijn heeft en dat ze buiten haar behoefte is gaan doen. Lippen staat erop dat Lijs naar bed gaat, terwijl hij de verdere nacht de wacht zal houden. Dat is een tegenvaller voor Lijs, want zij heeft met Jan Vleermuijs afgesproken dat hij haar die nacht nog zal komen ‘bezoeken’. Jan valt in de handen van Lippen en wordt flink afgerost, en zo komt de waarheid aan het licht. Lippen is echter niet boos: alleen mogen Jan en Lijs elkaar niet meer ontmoeten, want anders zouden de mensen wel eens kunnen gaan roddelen…
Thematiek
Naast entertainment ook negatieve zelfdefiniëring. Het thema is dat van de ‘ongelijke liefde’ (vergelijk verzen 28-32 en 65-68 van de proloog). Negatieve zelfbeelden zijn de oude pantoffelheld en de wellustige jonge vrouw. Ook de twee stelende zwervers staan in een negatief daglicht. Het gaat bovendien duidelijk om boeren (zie verzen 307-312 en vers 161: in dit laatste vers is sprake van een ‘poort’ waar Lijs en Jan afspreken, weliswaar met dubbelzinnig-erotische ondertoon) die voor het stedelijk publiek als negatieve zelfbeelden fungeren.
Receptie
Stadsliteratuur. Het betreft hier een rederijkersklucht die bewaard bleef in een Haarlemse rederijkerscontext. Vergelijk ook de thematiek. Verband met Haarlem.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
[explicit 31 december 1997]