De Noordnederlandse historiebijbel (anoniem) XIVB/1458
[Teksteditie: M.K.A. van den Berg (ed.), De Noordnederlandse historiebijbel. Een kritische editie met inleiding en aantekeningen van Hs. Ltk 231 uit de Leidse Universiteitsbibliotheek. Middeleeuwse Studies en Bronnen – deel LVI, Verloren, Hilversum, 1998 = De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998]
Genre
Een in Middelnederlands proza geschreven historiebijbel. Karakteristiek voor de inhoud van de historiebijbels is de voorkeur van de samenstellers voor de verhalende geschiedkundige delen van het Oude Testament, wat betekent dat de didactische boeken, de profeten en de evangeliën ontbreken. Als er een Nieuw Testament mee overgeleverd is (wat slechts zeer sporadisch het geval is), presenteert de samensteller een volledige biografie van Jezus en Maria. Uit het Pseudo-Matteus-evangelie halen de compilatoren het nodige materiaal over de kindertijd van Jezus en over het levensverhaal van Maria. Aan het Evangelie van Nicodemus ontlenen zij de drie dagen van de nederdaling ter helle tot de opstanding uit de doden [ed. 1998: 19]. Een belangrijke bron van historiebijbels was in veel gevallen de Historia scholastica van Petrus Comestor [ed. 1998: 20], in de proloog van het rond 1469 ontstane handschrift G ‘Scolastica hystoria’ genoemd [ed. 1998: 221]. Hun hoofdbron was de middeleeuwse Latijnse bijbel, maar deze werd aangevuld met commentaren en met apocrief en profaan materiaal. Terwijl bijvoorbeeld de Bijbel van 1360 een bijbelvertaling is waarbij de niet-bijbelse stof van de canonieke bijbelstof gescheiden wordt, is de Noordnederlandse historiebijbel een bijbelbewerking die nu eens gegevens uit de Historia scholastica in de bijbeltekst verwerkt en ze er dan weer van scheidt [ed. 1998: 24].
Behalve de Bijbel van 1360 en de Noordnederlandse historiebijbel kennen we in het Middelnederlands nog twee andere historiebijbels: Jacob van Maerlants zogenaamde Rijmbijbel en de Bibel int corte (gedrukt te Antwerpen in 1513, in 1516 herdrukt en in 1518 tweemaal verschenen in een bewerking) [Mertens 1999: 95, Harper 1999: 588].
In het verleden werd de Noordnederlandse historiebijbel achtereenvolgens Eerste historiebijbel, zogenaamde Eerste historiebijbel en Tweede historiebijbel genoemd [ed. 1998: 33]. De regels van de nieuwe spelling volgend, zou de titel nu eigenlijk de Noord-Nederlandse historiebijbel moeten zijn.
Auteur
Noch de naam van de oorspronkelijke auteur, noch de naam van één van de kopiisten is bewaard gebleven.
Situering / datering
In de tweede helft van de veertiende eeuw is de oerredactie van de Noordnederlandse historiebijbel ontstaan, wellicht in Brabant [ed. 1998: 29/32/126, Kors 2001: 204]. Afgaande op de bewaarde bronnen, is het voornaamste verspreidingsgebied echter Holland geweest, althans in de tweede helft van de vijftiende eeuw [ed. 1998: 32]. De tekst bleef namelijk bewaard in zeven handschriften, waarvan er zes van de hand zijn van één en dezelfde kopiist.
Handschrift A: UB Leiden Letterkunde 231. Geschreven in 1458, in het Zuid-Hollands met oostelijke elementen. Volgens een aantekening in het handschrift begon de kopiist zijn werk op 17 maart 1458 en voltooide hij het op 9 oktober 1458. Hij werkte dus bijna zeven maanden aan het afschrijven van de tekst. [ed. 1998: 90/789]
Handschrift C: UB Leiden Letterkunde 337. De taal is Zuid-Hollands met oostelijke elementen. Het schrift verwijst naar het midden van de vijftiende eeuw, de watermerken wijzen op een vervaardiging rond 1460.
Handschrift G: Kopenhagen (Kon. Bibl.) Thott 124 fol. De taal is Zuid-Hollands met oostelijke elementen. Schrift en watermerken wijzen op een ontstaan circa 1469.
Handschrift E: Parijs Bibliothèque Nationale Néerlandais 2. De taal is Zuid-Hollands met vrij veel oostelijke elementen. Schrift en watermerken wijzen op een datering rond 1470.
Handschrift D: UB Utrecht 1006 (4 E 3). De taal is Zuid-Hollands met nogal wat oostelijke elementen. Schrift en watermerken wijzen op een datering rond 1480.
Handschrift B: Den Haag KB 133 M 32. De taal is Zuid-Hollands met een groot aantal oostelijke elementen. De watermerken wijzen op een datering rond 1485.
Deze zes handschriften werden alle geschreven door één hand en zijn ontstaan in een tijdsbestek van ongeveer 30 jaar vanaf 1458. Ze bevatten alle dezelfde tekst: naar alle waarschijnlijkheid had de kopiist één voorbeeldtekst in huis, waarvan hij telkens afgeschreven heeft [ed. 1998: 107]. Naast deze zes handschriften bestaat er nog een handschrift dat door een andere kopiist geschreven is.
Handschrift F: UB Leiden BPL 1800. Deze band bevat eigenlijk twee handschriften. Het oudste is Hs. BPL 1800 B. De taal leunt sterk aan bij het (West-)Brabants. De watermerken wijzen op een datering rond 1469. Om een onbekende reden is dat handschrift beschadigd geworden, waardoor in het begin tekstverlies is opgetreden. Een latere hand heeft de verloren tekst dan opnieuw geschreven en dit is Hs. BPL 1800 A. De taal lijkt sterk op Brabants. Het watermerk wijst op een datering van dit deel rond 1530.
Van den Berg biedt een kritische editie van het Leidse handschrift Ltk 231, omdat dit het oudste bewaarde handschrift is. Lacunes en andere onregelmatigheden zijn in eerste instantie ongedaan gemaakt met behulp van de overige handschriften van dezelfde kopiist. Tekstgedeelten die in de handschriften van deze kopiist ontbreken, zijn aangevuld met behulp van handschrift F. [ed. 1998: 127]
Inhoud
De Noordnederlandse historiebijbel is niet zozeer een getrouwe vertaling van de middeleeuwse Latijnse bijbel als wel een bewerking van de Vulgaat in combinatie met de Historia scholastica van Petrus Comestor en de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant [ed. 1998: 11/33]. De tekst bevat de volgende onderdelen: Proloog, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Josue, Rechters, Ruth, 1 Koningen (= 1 Samuël), 2 Koningen (= 2 Samuël), 3 Koningen (= 1 Koningen), 4 Koningen (= 2 Koningen), Tobias, Godolias (een elders niet voorkomend bijbelboek dat hier samengelezen werd uit het boek Jeremias), Daniël, Judith, Esdras, Ester, Alexander (sic: het betreft een uitbreiding van 1 Makkabeeën 1: 1-8) en Makkabeeën. Het gaat dus om de historische boeken van de bijbel, aangevuld met teksten uit de wereldlijke geschiedenis (vooral de geschiedenis van Alexander de Grote en op het einde bijvoorbeeld ook passages over Julius Caesar en Octavianus) en apocriefe verhalen van joodse herkomst (onder meer delen van de Vita Adae et Evae in Genesis en de geschiedenis van de jonge Maria die toegevoegd is aan Makkabeeën). Aan de Rijmbijbel werden een aantal typologische commentaren ontleend (waarbij oudtestamentische aangelegenheden worden geïnterpreteerd als vooruitwijzingen naar het Nieuwe Testament. Merkwaardig is dat de nochtans in de proloog en het colofon aangekondigde delen met het Nieuwe Testament, de Wrake van Jeruzalem en de Apocalyps in de Noordnederlandse historiebijbel ontbreken [ed. 1998: 43].
Naast de Historia scholastica en de Rijmbijbel gebruikte de auteur nog een reeks andere bronnen: zie voor een overzicht ed. 1998: 33. Wat de bewerkingstechniek betreft, is er sprake van tekstreductie en tekstuitbreiding, van verplaatsing van verzen en van interpolaties [ed. 1998: 43-62].
Thematiek
De samensteller van de Noordnederlandse historiebijbel heeft voor zijn lezers een ‘voorbeeldig verteller’ willen zijn. Via het verleden heeft hij richting willen geven aan hun gedrag met het oog op de toekomst. Het gedrag van mensen van vroeger kon dienen als leidraad voor nu. Immers, zoals God vroeger met de mensen omging, zo gaat Hij ook nu met hen om. Deze voorbeeldfunctie heeft hij weten te bereiken door de geschiedkundige boeken van de bijbel op een zodanige manier te bewerken, dat het narratieve en didactische karakter ervan versterkt werd. Daartoe heeft hij niet alleen overbodige passages verwijderd, maar ook waar dat nodig was de tekst met ‘exempelen’ van uiteenlopende herkomst uitgebreid. [ed. 1998: 78]
Receptie
De historiebijbel beantwoordde in de veertiende en vijftiende eeuw aan de toenemende religieuze belangstelling van leken, doordat hij in onderhoudende vorm bijbelkennis bij een niet-Latijnkundig publiek aanbracht of vergrootte [ed. 1998: 20]. Opvallend volgens Van den Berg is de populariteit van de Noordnederlandse historiebijbel in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Naar verluidt dienen historiebijbels te worden verstaan als het resultaat van een toenemende verspreiding van bijbelkennis onder leken en als product bestemd voor een bepaald publiek waarin een duidelijke visie op het goddelijk heilsplan naar voren komt. Vanuit de vaststelling dat zes van de zeven handschriften in het huidige Zuid-Holland kunnen gesitueerd worden, zoekt Van den Berg het geïntendeerde publiek van de Noordnederlandse historiebijbel dan ook binnen de invloedssfeer van de Moderne Devotie-beweging die vanaf circa 1400 een verdieping van het godsdienstig leven beoogde. Hij denkt daarbij vooral aan de Broeders en Zusters van het Gemene Leven en de daaruit voortgekomen huizen van de Derde Orde van Sint-Franciscus: in dit milieu van semi-religieuzen zou de Noordnederlandse historiebijbel kunnen gebruikt zijn bij het individueel stil lezen, bij de lezing in de refter of tijdens de collatie [ed. 1998: 32/40/78-79]. Reynaert [1998: 231] en Kors [2001: 202] wijzen er echter terecht op dat Van den Berg hiermee het geïntendeerde publiek van de bewaarde handschriften in het vizier heeft, en niét van de oorspronkelijke oertekst, die ongeveer een eeuw ouder is.
Profaan / religieus?
Manifest religieus-stichtelijk.
Persoonlijke aantekeningen
Deze Noordnederlandse historiebijbel is een fameuze brok lectuur en het heeft ons dan ook talrijke leesuren gekost om dit boek van kaft tot kaft door te nemen. De volledige tekst dag na dag verwerken zonder aandacht voor andere lectuur is ons niet gelukt, want ofschoon het proza van deze anonieme bijbelbewerker vaak het nodige leesplezier oplevert, bevat het toch ook talrijke passages die men slechts met enige wilskracht doorworstelt. Vooral naar het einde toe (het boek Makkabeeën) wordt de tekst erg compact en stroef: de oorspronkelijke, veertiende-eeuwse auteur raakte het blijkbaar ook een beetje beu op de duur.
Het grote pluspunt van dit boek is echter dat het niet alleen studiemateriaal biedt voor wie geïnteresseerd is in Middelnederlandse literatuur, maar dat men tegelijk kennis kan maken met een groot aantal oudtestamentische bijbelboeken, waarin de oudste geschiedenis van het joodse volk verteld wordt. Bij ons leidde dat onder meer tot de vaststelling dat die oudste geschiedenis van het joodse volk grotendeels een aaneenschakeling is van seksuele excessen, overdadig geweld en onophoudelijke oorlogen, nota bene vaak mét de goedkeuring of zelfs in opdracht van God. Deze indruk was zo overweldigend dat wij ons in verband met een groot aantal oudtestamentische boeken de vraag stellen hoe het mogelijk is dat zij ooit door het christendom zijn opgenomen in de algemeen aanvaarde canon van bijbelboeken. We weten allemaal hoe benepen en enggeestig er door de middeleeuwse kerkelijke autoriteiten tegen seksualiteit werd aangekeken en hoe belangrijk huwelijkstrouw werd gevonden, maar koning Roboam had naar verluidt 18 vrouwen en 60 bijvrouwen, koning Abyas had 13 vrouwen [ed. 1998: 599/601 = 1 Koningen 14/15]. Dat kan door de middeleeuwse bijbelexegeten toch moeilijk als een stichtelijk voorbeeld zijn beschouwd? Toen koning David oud was, werd er een jonge knappe maagd geëngageerd die bij hem moest slapen omdat hij het maar niet warm kon krijgen in bed (waarbij weliswaar ook meegedeeld wordt dat het meisje maagd blééf) [ed. 1998: 565 = 1 Koningen 1: 1-4]. En wat te denken van David die in opdracht van koning Saul 200 Filistijnen verslaat en hun onbesneden manlicheit afsnijdt, waarop Saul opmerkt dat God mit David was [ed. 1998: 506 = 1 Samuel 18: 27-28]? Wij zouden graag eens weten wat een christelijke middeleeuwer daar allemaal van vond (als het al niet onderzocht is, dan is dit een mooi onderwerp voor een thesis of een proefschrift), maar het is duidelijk: de sfeer en het godsbeeld in deze historische bijbelboeken zijn totaal anders dan in het Nieuwe Testament. Wat ons overigens ook opviel: ondanks het feit dat God de joden voortdurend helpt als ze goed luisteren en straft als ze dat niet doen, kan die God zijn rug niet keren, of de joden bezondigen zich aan afgoderij. In de bijbelboeken die hier bewerkt zijn, telden wij minstens 26 gevallen van afgoderij. Merkwaardig toch?
Afgezien van dit alles en ondanks het feit dat hij in enkele recensies de nodige kritiek incasseert (vooral dan op zijn inleiding bij de teksteditie), heeft Marinus van den Berg met dit proefschrift een bewonderenswaardig monnikenwerk verricht, met als manifest winstpunt ‘dat deze belangrijke tekst nu overal beschikbaar is voor nadere studie” [Goudriaan 1999: 83]. En zoals Harper 1999: 589 opmerkt: ‘Een en ander is helemààl een prestatie van formaat wanneer men bedenkt dat achter de auteur geen ambitieuze ‘nieuwe vrijgestelde’ in de gedaante van een AIO of OIO schuilgaat, maar een huisvader met een betrekking in het middelbaar onderwijs, die deze arbeid in zijn vrije tijd heeft verricht’. Waar hebben we dat nog gehoord (smile)?
Ten slotte nog een kleine zijdelingse opmerking. Dankzij lezing van deze tekst hebben wij geleerd dat het begin van Dante’s Divina Comedia blijkbaar ontleend is aan de bijbel. Toen koning Ezechias van Juda genas van een ziekte, dichtte hij namelijk: ‘Ego dixi: in dimidio dierum meorum vadam at portam inferi. Etcetera. Ic seide: int midden van mijnre dagen sel ic ingaen totter poorten der hellen. Ende dien psalm voirt uut’ [ed. 1998: 658 = 2 Koningen 20, maar de bewerker voegt hier een passus uit het bijbelboek Isaïas in = Isaïas 38: 10].
Geraadpleegde lectuur
Van den Berg 1993: M.K.A. Van den Berg, “Tekstgeleding in de ‘Noordnederlandse historiebijbel’”, in: Th. Mertens e.a., Boeken voor de eeuwigheid. Middelnederlands geestelijk proza. Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen – VIII, Prometheus, Amsterdam, 1993, pp. 264-279.
Reynaert 1998: Jo Reynaert, “(Recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Spiegel der Letteren, jg. 40 (1998), nr. 3, pp. 229-233.
Brinkman 1999: Herman Brinkman, “(Recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Millennium, jg. 13 (1999), nr. 2, pp. 163-166.
Goudriaan 1999: Koen Goudriaan, “Bijbelverhaal voor iedereen (recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Queeste, jg. 6 (1999), nr. 1, pp. 77-82.
Harper 1999: Raymond Harper, “(Recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, deel 114 (1999), aflevering 4, pp. 587-589.
Mertens 1999: Thom Mertens, “(Recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Ons Geestelijk Erf, deel 73, aflevering 1 (maart 1999), pp. 95-96.
Kors 2001: Mikel M. Kors, “(Recensie van De Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998)”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 117 (2001), aflevering 2, pp. 200-205.
[explicit 1 juli 2012]