Tspel van dOnghelycke Munte (Cornelis Everaert) 1530
[Teksteditie: J.W. Muller en L. Scharpé (eds.), Spelen van Cornelis Everaert, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden met inleiding en aanteekeningen uitgegeven. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, [1898]-1920, pp. 243-262 = dOnghelycke Munte ed. 1920]
[Teksteditie: W.N.M. Hüsken (ed.), De Spelen van Cornelis Everaert – Opnieuw uitgegeven, van inleidingen, annotaties en woordverklaringen voorzien. Deel I, Verloren, Hilversum, 2005, pp. 493-526 = dOnghelycke Munte ed. 2005]
[Hummelen 1 B 16]
Auteur
De Brugse rederijker Cornelis Everaert (ca. 1480-1556). Vergelijk ook bij Maria Hoedeken ed. 1920.
Genre
Een allegorisch rederijkersspel.
Situering / datering
Dit spel (656 verzen in de editie-1920) is één van de 35 toneelteksten die bewaard bleven in een autograaf-verzamelhandschrift (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, sign. Hs. 19.036). Volgens de originele inhoudstafel werd het stuk geschreven in 1530en was het bedoeld om gespeeld te worden op de avond vóór Pasen (vergelijk de verzen 653-654), maar werd het verboden om dat de waerheyt niet was gheheilt (vergelijk ook ed. 1920: 600-601).
Inhoud
De personages Den Daghelicxschen Snaetere, een appelwijf (= het roddelende volk), Sulc Rethorisien (= de rederijkers), Menichte van Volcke (= de stadsburgerij) en Den Scaemelen Aerbeyder (= het werkvolk) klagen over de slechte economische situatie en leggen de schuld bij dOnghelycke Munte (= de steeds veranderende en vaak devaluerende muntwaarde). Redelic Ghevoel komt echter met behulp van enkele bijbelcitaten uitleggen dat men geduld moet hebben in slechte tijden, naar het voorbeeld van Christus. Het is vooral de burgerij die niet mag luisteren naar geroddel en die de arbeiders moet steunen in hun nood (zie de moraal die geformuleerd wordt in de verzen 618-633 en 644-648).
Thematiek
De maatschappelijke noden en misstanden, grotendeels het gevolg van de eindeloze oorlogen van Karel V. Nochtans bevat het spel in de verzen 388-391 en 452-465 ook welwillende, positieve geluiden ten overstaande van de keizer en een vrij behoudsgezinde moraal die erop neerkomt dat men moeilijke perioden moet overwinnen door geduldig en lijdzaam te zijn. En toch kwam het sociale engagement blijkbaar nog te scherp over, want het stuk werd verboden.
Receptie
Stadsliteratuur. De moeilijke tijden worden benaderd vanuit het perspectief van een stadspubliek. Bovendien er is manifest bekommerdheid om goede relaties met het hof (stedelijke diplomatie met oog voor het eigen belang). Verder betreft het hier een rederijkersspel van een Brugse rederijker. Verband met Brugge.
Profaan / religieus?
Een vermenging van profane elementen (vooral in het eerste, kritische deel) en religieuze (in het tweede, sussende gedeelte).
[explicit 27 januari 1994 / 18 september 2016]