The Owl and the Nightingale (anoniem) circa 1200
[Diplomatische teksteditie: J.H.G. Grattan en G.F.H. Syjes (eds.), The Owl and the Nightingale. Early English Text Society, Extra Series – nr. CXIX, Oxford University Press, 1959 (reprint van 1935) = The Owl and the Nightingale ed. 1959]
[Moderne Engelse vertaling: Brian Stone (vert.), The Owl and the Nightingale – Cleanness – St. Erkenwald. Penguin Classics, Harmondsworth (Middlesex), 1971, pp. 181-244 = The Owl and the Nightingale ed. 1971]
Genre
Een Middelengels didactisch-allegorisch gedicht in octosyllabische verzen dat gegoten werd in de vorm van een debat tussen twee vogels, een uil en een nachtegaal. Het opschrift in handschrift J luidt in het Latijn: Altercacio inter filomenam et bubonem. Handschrift C heeft geen opschrift.
Auteur
Anoniem. Waarschijnlijk een oudere clericus. Misschien de in de tekst zelf voorkomende Maister Nichol of Guldeforde [ed. 1959: xxi-xxii].
Situering / datering
Dit gedicht van 1749 verzen bleef bewaard in twee handschriften.
C : Londen, British Museum, MS. Cotton Caligula A IX. Wordt gedateerd circa 1250.
J : Oxford, Bodleian Library, MS. Jesus College Oxon 29. Wordt gedateerd in de tweede helft van de dertiende eeuw.
[ed. 1959: xv-xvi]
J is geen kopie van C en beide manuscripten gaan hoogstwaarschijnlijk terug op een verloren manuscript (X) dat niet het originele (Y) was. Alles wijst erop dat X en Y geschreven werden in het dialect van Surrey. De meeste kenners zijn het erover eens dat de originele tekst ten vroegste van 1189 kan dateren. De terminus ante quem is 1216. [ed. 1959: xvi-xxi]
Inhoud
Zie voor een uitgebreid overzicht van de inhoud ook ed. 1971: 163-169.
Een uil en een nachtegaal discussiëren met elkaar over de vraag wie van hen beide de beste vogel is, daarbij hun eigen kwaliteiten aanprijzend en de gebreken van de ander aanklagend. Elke vogel krijgt zo een hele reeks positieve en negatieve connotaties mee. Wie uiteindelijk gelijk heeft, blijft onbeslist want de anoniem gebleven dichter gaf zijn tekst een open einde mee: de twee vogels trekken voor een beslissend oordeel naar een zekere maister Nichole (master Nicholas) [vers 1746]. Deze persoon wordt overigens ook reeds genoemd in vers 191 [ed. 1959: 7].
De volgende negatieve kenmerken worden door de nachtegaal aan de uil toegeschreven (de nummers tussen vierkante haken verwijzen naar de bladzijden van de Penguin Classics-hertaling).
De volgende positieve kenmerken worden door de uil aan haarzelf toegeschreven.
Thematiek
Het zal duidelijk zijn dat dit alles erg goed de dubbelzinnige symboliek weergeeft die in de middeleeuwen rond de uil hing. Op het allegorische niveau staat de nachtegaal voor het waardecomplex van de hoofse liefdescultus, terwijl de uil de traditionele moraal van de Kerk verdedigt. Wellust en onkuisheid worden dan ook in verband gebracht met de nachtegaal, terwijl de uil net het christelijke huwelijk verdedigt. Al gaf de auteur zijn tekst een open einde mee, toch heeft men de indruk dat zijn voorkeur en sympathie uitgingen naar de uil.
Receptie
Stadsliteratuur, hofliteratuur of kloosterliteratuur? Het blijft onduidelijk bij gebrek aan voldoende gegevens.
Profaan / religieus?
Een mengeling van profaan (de waarden waar de nachtegaal voor staat) en religieus (de waarden die de uil verdedigt).
Persoonlijke aantekeningen
Omdat uilen een belangrijke rol spelen in het oeuvre van Jheronimus Bosch, is het interessant na te gaan welke positieve en negatieve dingen (respectievelijk door de uil zelf en door de nachtegaal) over uilen naar voor gebracht worden. De grootste voorzichtigheid is nochtans geboden bij het vaststellen van parallellen omwille van de afstand in tijd en ruimte (late twaalfde / late vijftiende eeuw, Engeland / Brabant).
Reeds in het begin van de tekst wordt gezegd dat de uil haar ‘getijden’ zingt, zittende op een dorre tak die met klimop begroeid is: Nearby there stood a stump alone, / decayed, with ivy overgrown, / and here the owl had made her den, / and here sang out her hours to men [ed. 1971: 181-182, zie voor de originele verzen ed. 1959: 2 (verzen 25-28)].
In verband met het ‘uil beloert koolmees’-motief bij Bosch: in de verzen 61-69 [ed. 1971: 183, ed. 1959: 3] stelt de nachtegaal dat de uil kleinere vogels meedogenloos vermoordt en dat is waarom alle vogels de uil haten. Verzen 68-69 luiden: Even the tiniest of the tits / would gladly tear you into bits. J heeft hier: & ek for £e £e sulue mose / hire £onkef wolde £e to tose. En C heeft: & ek for£e £e sulue mose / hire£onkef µolde £e totose. In vers 69 staat ‘mose’, in ed. 1959 vertaald als ‘titmouse’, ‘mees’ dus.
In verband met de uilen bij Bosch die boven drek zitten: verzen 98-100 [ed. 1971: 184, ed. 1959: 4] luiden: Which brings this pithy saying to mind: / ‘Ill fortune take that thing unblest, / the bird who fouls his own nest’.
In vers 126 [ed. 1959: 5] worden ‘pie’ en ‘crowe’ (ekster en kraai) genoemd als aaseters.
In verzen 1623-1628 [ed. 1959: 50-51] verwijst de uil naar het vangen van kleine vogels door middel van een dode uil die op een stok tussen de bosjes wordt gezet.
Verdere lectuur
Eric De Bruyn, “De uil als spiegelbeeld. Over uilsymboliek in de laatmiddeleeuwse iconografie”, in: Jozef Janssens e.a., Uilenspiegel. De wereld op zijn kop. Davidsfonds, Leuven, 1999, pp. 59-86 (in het bijzonder pp. 65-66).
[explicit 8 juli 1998]