Een Cluijt van Reijn Geneucht en Menich Vileijn (anoniem) XVI
[Diplomatische teksteditie: W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars m.m.v. M.R. Hagendoorn en J.P.G. Heersche (eds.), Trou Moet Blijcken – Deel 7: Boek G – Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Uitgeverij Quarto, Assen, 1997, ff. 128v-135r = Reijn Geneucht en Menich Vileijn ed. 1997]
[Hummelen 1 OG 19]
Auteur
Een anoniem gebleven Noord-Nederlandse rederijker.
Genre
Een rederijkersklucht. Het originele opschrift spreekt van een cluijt.
Situering / datering
Deze klucht (674 verzen/regels in de ed. 1997) bleef bewaard in Boek G uit het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten. Dit boek werd (af)geschreven in 1600: de erin bewaarde stukken dateren dus van vóór dat jaartal.
Inhoud
Reijn Geneucht en haar twee zoontjes (Joncheijt en Sonder Quaet) houden erg veel van rederijkersfestiviteiten, maar Menich Vileijn, de tweede man van Reijn Geneucht en dus de stiefvader van de twee jongens, is een dronkaard die van de kunst der rhetorica niets moet hebben. Als hij op een avond weer eens dronken thuiskomt, naaien zijn vrouw en stiefzonen hem in een laken, terwijl hij zijn roes uitslaapt. Als hij ontwaakt, doen ze alsof hij een spook is en dat is vervolgens een goede reden om hem eens flink af te rammelen. De drie rederijkersfans krijgen hem zo ver dat hij belooft dat hij hen nooit meer zal verbieden naar rederijkersfeesten te gaan, waarna zijn naam wordt veranderd van Menich Vileijn in Geneuchelijck Voortstel.
Thematiek
Behalve entertainment ook een apologie van de rederijkerskunst, gericht tegen hen die de rederijkers graag beschimpen en bekladden.
Receptie
Stadsliteratuur. Het betreft hier een rederijkersklucht die bewaard bleef in een Haarlemse rederijkerscontext en die Rhetorica verdedigt tegen haar beschimpers. Verband met Haarlem.
Profaan / religieus?
Manifest profaan.
[explicit 30 mei 1998]