Jheronimus Bosch Art Center
Datering
Circa 1275
Moderne editie
R.B.C. Huygens (ed./vert.), "Reynardus Vulpes - De latijnse Reinaert-vertaling van Balduinus Iuvenis, critisch uitgegeven en vertaald", Zwolle, 1968
Taal
Latijn

Reynardus Vulpes (Balduinus Iuvenis) ca. 1275

[Diplomatische teksteditie: W. Gs. Hellinga (ed.), Van den Vos Reynaerde I. Teksten, diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500. N.V. Uitgevers-maatschappij W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1952, pp. 4-224 = Reynardus Vulpes ed. 1952.

Kritische teksteditie en Nederlandse vertaling in proza: R.B.C. Huygens (ed./vert.), Reynardus Vulpes. De latijnse Reinaert-vertaling van Balduinus Iuvenis, critisch uitgegeven en vertaald. Zwolle, 1968 = Reynardus Vulpes ed. 1968.

Nederlandse vertaling in verzen: Mark Niewenhuis (vert.), “Boudewijn de Jonge, Reynardus Vulpes”, in: Tiecelijn 25. Jaarboek 5 van het Reynaertgenootschap, 2012, pp. 290-340 = Reynardus Vulpes ed. 2012]

 

Genre

 

Een Latijns dierenepos, bestaande uit 1850 metrische disticha. De tekst is een bewerking van het Middelnederlandse Van den Vos Reynaerde.

 

Auteur

 

Balduinus Iuvenis (Boudewijn de Jonge). We weten erg weinig over hem. In de epiloog noemt hij zijn naam en geeft hij aan dat hij al oud is (senex). In de proloog spreekt hij over de clerus alsof hij daartoe behoort en verwijst hij naar Brugge als de plaats of de streek waar hij werkt.

 

Situering/datering

 

De Latijnse tekst is overgeleverd in twee identieke exemplaren van een vijftiende-eeuwse incunabel (Nicolaes Ketelaer en Gheraerd de Leempt, Utrecht, 1474 = CA 978). Deze exemplaren worden bewaard in de convoluten Deventer, Stads- en Athenaeumbibliotheek, In. III C 8 (4) en Mainz, Priesterseminar, Ms. 165 (8). Het voor deze druk gebruikte handschrift is tot nu toe onbekend gebleven. De oorspronkelijke Latijnse tekst is hoogstwaarschijnlijk geschreven tussen de jaren 1272 en 1279 (zie ook bij Receptie). ‘Circa 1275’ is dus de meest aangewezen datering. Reynardus Vulpes is in moderne edities bereikbaar via Hellinga en Huygens. Deze laatste bezorgde ook een Nederlandse prozavertaling, Niewenhuis vertaalde de tekst in jambische hexameters.

 

Inhoud

 

Reynardus Vulpes is een bewerking van Van den Vos Reynaerde en volgt grotendeels de structuur van dit laatste. Na de klachten tijdens de hofdag, het pleidooi van Grimbeert (Grimbertus) en de aankomst van Cantecleer (Clancclerus) met de dode kip, volgen de twee mislukte dagingen van Bruun (Brunus) en Tibeert (Tibertus). Grimbeert slaagt er vervolgens wel in Reynaert naar het hof te brengen, waar de vos zijn hachje redt door een leugenverhaal over een schat op te dissen. Na een laatste wandaad (de moord op Cuwaert/Cuardus en het bedrog van Belijn/Belinus) vlucht Reynaert weg met zijn gezin en herstelt koning Nobel (Rex) de vrede met Isengrim (Ysengrynus) en Bruun.

Balduinus heeft de Middelnederlandse tekst behoorlijk ingekort (1850 verzen tegenover ruim 3000), maar voegde hier en daar ook dingen toe: moraliserende terzijdes, verwijzingen naar werken van klassieke auteurs (vooral Ovidius), een uitvoeriger versie van het verhaal van Isengrims visvangst en op het einde een uitweiding waarin uitgelegd wordt hoe het komt dat de schapen in ruil voor hun vacht bij de mens bescherming zochten tegen de wolven en de beren, hoe het komt dat Tibeert bij de mensen ging wonen en hoe het komt dat de vos nog altijd van roof en diefstal leeft. Balduinus’ inkorten heeft overigens niets met preutsheid te maken: de scène waarin de pastoor een testikel verliest, wordt zonder blad voor de mond beschreven.

 

Thematiek

 

Omdat dit in Van den Vos Reynaerde nauwelijks gebeurt, is het boeiend om even na te gaan welke moraliserende boodschappen Balduinus aan zijn voorbeeld heeft toegevoegd. Het betreft de volgende passages.

  • Men moet oppassen dat men geen advies vraagt aan personen van wie men denkt dat ze trouw zijn, maar in feite zijn het valse verraders (de vos die Bruun bedriegt, verzen 271-274).
  • Bij gevaar of tegenslag moet men zichzelf beheersen en niet beginnen schelden en roepen (de dorpelingen die Bruun beschimpen, verzen 309-314).
  • Machthebbers zijn vaak uit op loze roem en hoofse eer en hechten meer waarde aan winst dan aan wetten (Nobel zint op wraak na de terugkeer van Bruun, verzen 423-426).
  • Let op voor mooipraters: hun trouw is vaak niets waard (de vos die Tibeert ontvangt, verzen 473-474).
  • Let op voor trouweloze vleiers, want net zo verleiden het vlees, de wereld en de duivel ons tot het kwade (de vos die Tibeert bedriegt, verzen 513-518).
  • Priesters die zich overgeven aan ontucht en slecht gedrag, onteren zichzelf (de pastoor die een testikel verliest, verzen 555-562).
  • Een biecht uit doodsangst is onbetrouwbaar en als men biecht, mag men geen zonden verhelen (de vos biecht tegenover Grimbeert, verzen 639-644).
  • Het is niet goed te biechten en onmiddellijk weer in het kwade te vervallen (de vos die na zijn biecht weer op prooien loert, verzen 797-798).
  • Let op voor onbetrouwbare mooipraters (de vos praat zich vrij tegenover de koning, verzen 865-866).
  • Machthebbers die gewin boven de wet verkiezen, bezondigen zich aan onrecht (de koning die de vos vrijspreekt, verzen 1387-1388).
  • Orders van de hoge adel zijn vaak in strijd met Gods wetten (Belijn die van de koning een mis moet opdragen aan de vos, verzen 1489-1492).
  • Simpele zielen worden vaak het slachtoffer van vleiers (de haas die door de vos in zijn hol wordt gelokt, verzen 1557-1560).
  • Eerzuchtigen worden gemakkelijk het slachtoffer van vleiers (Belijn door de vos bedrogen, verzen 1703-1704).
  • Mijd wie slecht is, anders sterf je (Belijn misleid door de vos en veroordeeld, vers 1822).

Uit dit alles blijkt duidelijk dat vanuit het perspectief van de zender een aantal dieren (de leeuw, de ram, de haas) en mensen (de dorpelingen, de pastoor) als negatieve zelfbeelden naar de ontvangers toe fungeren, maar dat het bovenal het afkeurenswaardige gedrag van de vos is dat dient om gewenste normen en waarden te propageren. Met andere woorden: het beeld dat in Reynardus Vulpes van de vos wordt opgehangen, is uitermate negatief en allesbehalve sympathiek. In de incunabel volgen na de epiloog twee disticha die als een toevoeging van de (vijftiende-eeuwse) drukker worden beschouwd. Zij luiden: ‘Hier eindigt de Reinaert door wie wordt uitgebeeld elke boosaardige bedrieger, wien de verheven leeuw haat. Ofschoon Reinaert vogelvrij verklaard is, heerst toch zijn invloed in steden en in kastelen en in kerken’ [Engels 1996: 73].

 

Receptie

 

In de proloog en de epiloog draagt Balduinus zijn werk op aan Jan (Johannes) van Vlaanderen (1250-1291), een zoon van graaf Gwijde van Dampierre (1226/27-1305). Deze Jan werd in 1267 proost van Brugge, in 1272 tevens proost van Lille (Rijsel) en in 1279 bisschop van Metz. Omdat Balduinus wel de eerste twee functies, maar niet de derde vermeldt, is de Reynardus Vulpes hoogstwaarschijnlijk geschreven na 1272 en vóór 1279. Deze gegevens wijzen er verder op dat het primaire geïntendeerde publiek van Balduinus de (Vlaamse) hoge adel was en dat we hier dus te maken hebben met hofliteratuur. Maar gezien de bewaarde Utrechtse drukken, kon de tekst twee eeuwen later nog steeds op een geïnteresseerd en intellectueel hoogstaand (want Latijnkundig) publiek rekenen, dit keer als stadsliteratuur.

Reynardus Vulpes is bovendien één van de weinige voorbeelden waarbij Middelnederlandse literatuur in het Latijn vertaald werd, wat uiteraard iets zegt over het succes van de vertaalde Middelnederlandse tekst. Bouwman noteert: ‘De Reynardus vulpes is een van de weinige uitzonderingen op de praktijk dat in de tekstoverlevering het Latijn doorgaans de gevende partij was en het Diets de ontvangende. We staan hier vermoedelijk zelfs voor de vroegstbekende latinisering van een Middelnederlandse literaire tekst’ [Bouwman 1993: 36]. En Niewenhuis [ed. 2012: 337] voegt daaraan toe: ‘Voor het Reynaertonderzoek is Reynardus vulpes om diverse redenen van belang. Dat een volkstalige tekst in het Latijn werd vertaald is hoogst bijzonder en geeft daarmee inzicht in de receptie van Willems dierenepos in de dertiende eeuw in (de omgeving van) Brugge. Voorts is het handschrift (of de handschriften) van Van den vos Reynaerde dat (die) Boudewijn heeft gebruikt ouder dan de handschriften die volledig bewaard zijn gebleven (F, A en B), zodat studie van de Latijnse tekst licht kan werpen op de tekstgeschiedenis van Willems dierenepos’.

 

Profaan/religieus?

 

Overwegend profaan, met enkele lichte religieuze accenten.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Omdat wij Reynardus Vulpes niet volledig in het Latijn hebben gelezen, is het lastig om een waardeoordeel over de tekst uit te spreken, maar we zullen wel geen grote bok schieten door ons aan te sluiten bij Niewenhuis [ed. 2012: 337] die zegt: ‘Al met al is het een voortreffelijk geslaagd werkstuk, maar er is van de fleur van het Middelnederlandse origineel nauwelijks iets overgebleven’. Engels [1996: 70] noteerde in dit verband het volgende: ‘De waardering voor de Reynardus vulpes als literair werk en bewerking variëert sinds jaar en dag. Terstond na zijn ontdekking is hij verwelkomd als “ein sauberes und anmuthiges… Gedicht”. Sinsdien heeft men eenparig vastgesteld, dat de met verlies van vele details gepaard gaande inlijving in de poëtische traditie de vos niet wel bekomen is. Balduinus is door Van Helten uitgemaakt voor een slaafse poëtaster zonder gezond en zelfstandig oordeel, die heel wat toespelingen en toestanden niet begrepen zou hebben. Volgens Huygens daarentegen is de Reynardus vulpes een als geheel voortreffelijk geslaagd stuk werk. Ook over Balduinus’ beheersing van het Latijn is verschillend geoordeeld. Naar het oordeel van Buitenrust Hettema is hij een goed latinist en thuis in de metriek en naar dat van Huygens mag zijn hanteren van het Latijn, gemeten aan de normen van die tijd, zeker niet als gehaspel beschouwd worden, ook al is zijn tekst herhaaldelijk weinig sierlijk en had zijn talent en beheersing van het Latijnse vers groter kunnen zijn. Maar Ijsewijn heeft de kwaliteit van zijn Latijn, zij het in vergelijking met dat van vooraanstaande middeleeuwse Latijnse schrijvers, slecht genoemd. Mijn oordeel ligt vooralsnog dichter bij dat van Huygens dan bij dat van Van Helten en van Ijsewijn’.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • A. Th. Bouwman, “Omstreeks 1275: Van den Vos Reynaerde in het Latijn vertaald. Virtuoze woordkunst”, in: M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a., Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff Uitgevers, Groningen, 1993, pp. 36-40.
  • Luk Wenseleers, De pels van de vos. Historische achtergronden van de middeleeuwse Reinaert-satire. Meulenhoff-Kritak, Amsterdam-Leuven, 1993, pp. 281-282.
  • L.J. Engels, “Reynardus Vulpes als bewerking van de Reinaert”, in: Paul Wackers e.a., Verraders en bruggenbouwers. Verkenningen naar de relatie tussen Latinitas en de Middelnederlandse letterkunde. Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen – deel XV, Prometheus, Amsterdam, 1996, pp. 63-84.
  • Mark Niewenhuis, “Lichtschuwe nachtvogels in de wildernis. Reynaert en de uilen van Kriekeputte in Reynardus Vulpes”, in: Tiecelijn 26. Jaarboek 6 van het Reynaertgenootschap, 2013, pp. 52-71.

 

[explicit 10 april 2013]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram