Seneka leren (anoniem) circa 1405-08
[Teksteditie: W.H.D. Suringar (ed.), Dit sijn seneka leren, liever te noemen Tweespraec tusscen enen Vader ende sinen Sone over alrehande swaer gheval – Een Middelnederlandsch zedekundig leerdicht, na Blommaert, volgens het Brusselsch handschrift opnieuw uitgegeven en toegelicht. Gebroeders Van der Hoek, Leiden, 1895 = Seneka leren ed. 1895]
[Diplomatische teksteditie: Herman Brinkman en Janny Schenkel (eds.), Het handschrift-Van Hulthem – Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623 – Diplomatische editie – Band 2. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden – VII, 2, Verloren, Hilversum, 1999, pp. 1059-1081 (tekst 202) = Seneka leren ed. 1999]
Auteur
Anoniem.
Genre
Naar de inhoud een leerdicht, naar de vorm een dialooggedicht.
Situering / datering
Seneka leren (775 verzen) bleef bewaard in het handschrift-Van Hulthem onder nr. 202 (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 15.589-623, ff. 206v-211r). Het handschrift-Van Hulthem dateert van circa 1405-08. De hier besproken tekst dateert hoogstwaarschijnlijk uit de veertiende eeuw en is een bewerking van het pseudo-Senecaanse geschrift De remediis fortuitorum [ed. 1895: VIII-IX / XII, Berendrecht 1994: 67].
Inhoud
Het betreft hier een dialoog tussen een avder en zijn zoon. De zoon maakt zijn beklag over allerhande tegenslagen die hij heeft gehad, de vader wijst hem constant terecht door erop te wijzen dat hij zich niet mag laten meeslepen door zijn driften en gevoelens. De aardse ijdelheden brengen immers meer lasten dan lusten met zich mee en men moet zich onderwerpen aan de wil van de natuur en van God. De mens is hier op aarde niet meer dan een pelgrim. Zie voor een handig overzichtje van de onderdelen ed. 1895: XXII.
Thematiek
Het is niet verwonerlijk dat de Latijnse bron van deze tekst in de Middeleeuwen aan Seneca werd toegeschreven. De verzen ademen duidelijk een stoïsche geest uit, waarbij overigens ook enkele sporen van het cynisme zijn te traceren. Dat laatste is bijvoorbeeld erg opvallend wanneer de zoon klaagt dat zijn vrouw jong is gestorven. Het antwoord van de vader komt neer op het volgende: je noemt je vrouw wel goed en trouw, maar wie weet was ze nog op het verkeerde pad gekomen en had ze je bedrogen, zoals zo dikwijls gebeurt. Nu weet je zeker dat ze door toedoen van God als een goede vrouw is gestorven. Een geliefd familielid dat sterft, verlies je voorgoed, maar een andere goede vrouw kan je altijd nog vinden, er zijn er genoeg in de wereld: Want dwijf is ene varende have, / Men comter ane, men comter ave (verzen 758-759). De van oorsprong heidense lekenethiek die uit deze verzen spreekt, past vrij vlot binnen de christelijke moraal. De verwerping van de aardse ijdelheden, het nastreven van deugdzaamheid en het zich onderwerpen aan de goddelijke voorbeschikking zijn kenmerkend voor beide.
Zie voor de stoïsche ethiek Störig I 1972: 184-186 (p. 186 ook: de geestelijke samenhang tussen stoïcisme en christendom). Zie voor het verband heidens gedachtegoed / middeleeuwse lekenethiek in een christelijke context: Van Buuren 1994: 85.
Receptie
Het feit dat de tekst bewaard bleef in het handschrift-Van Hulthem wijst erop dat hij (onder meer?) in een stedelijk-burgerlijke context functioneerde. Stoïcisme is een typisch kenmerk van de laatmiddeleeuwse burgermoraal: belangrijk is gelijkmoedigheid en onverschilligheid tegenover aangename/onaangename ervaringen en tegenover de wisselvalligheden van het lot [Vandenbroeck 1990].
Profaan / religieus?
Deze tekst is een voorbeeld van lekenethiek: een profane kern met een christelijk randje.
Geraadpleegde lectuur
[explicit 30 juni 1996]