Jheronimus Bosch Art Center
Datering
XV
Moderne editie
Taal
Middelnederlands

Spiegel der Maechden ed. 1995

 

Een Spiegel der Maechden [Speculum Virginum] (anoniem) XV

[Kritische teksteditie: Irene Berkenbusch (ed.), Speculum Virginum. Mittelniederländischer Text. Edition, Untersuchungen zum Prolog und einleitende Interpretation. Europäische Hochschulschriften – Reihe I: Deutsche Sprache und Literatur – Band 1511, Peter Lang, Frankfurt am Main-Berlijn-Bern-New York-Parijs-Wenen, 1995]

 

Auteur

 

De schrijver van het Latijnse origineel (zie infra) was vermoedelijk een benedictijn uit de abdij Hirsau in het Zwarte Woud [Van Oostrom 2013: 189]. Net als de vertaler van de Middelnederlandse bewerking is hij helaas anoniem gebleven. Berkenbusch vermoedt dat het om een augustijner koorheer ging [ed. 1995: 81].

 

Genre

 

Een pedagogisch, stichtelijk handboek in Middelnederlands proza voor kloostervrouwen.

 

Situering / datering

 

De Latijnse brontekst, het Speculum Virginum, ontstond rond 1140 en bleef bewaard in 35 handschriften en handschriftfragmenten. Vermoedelijk het oudste handschrift (eerste helft twaalfde eeuw) is Londen, British Library, Arundel 44. Een moderne editie verscheen in 1990. De Middelnederlandse vertaling werd overgeleverd in 25 handschriften, waarvan er slechts drie de volledige tekst bewaarden. Het gaat daarbij blijkbaar om één Middelnederlandse vertaling, die waarschijnlijk ontstond in de late veertiende eeuw. De volledige handschriften zijn:

 

  • Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Ms. II 4748. Datering: 1457, afkomstig uit het franciscanessenklooster Sint-Katharina in Doesburg.
  • Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Letterk. 341. Datering: circa 1450, afkomstig uit de zustergemeenschap Sint-Katharina en Sint-Elisabeth in Rosendael bij Gouda.
  • Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, Hs. 466. Datering: tweede helft zestiende eeuw, afkomstig uit het augustinessenklooster Sint-Cecilia in Keulen.

 

Zie voor de resterende 22 onvolledige handschriften, ed. 1995: 20-29. Van deze onvolledige handschriften dateren er 21 uit de vijftiende eeuw, één uit de late veertiende eeuw, en één uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Het hoogtepunt van de overlevering ligt in het midden en in de tweede helft van de vijftiende eeuw.

 

Ondanks het feit dat het gaat om een vrij laat handschrift, heeft Berkenbusch gekozen voor het handschrift uit Darmstadt (Da 466) als basistekst voor haar editie, ongetwijfeld omdat het hier gaat om een mengvorm van Middelnederlands en Middelnederduits (Ripuarisch) en dit voor haar (als Duitstalige) minder problemen opleverde. Toch valt dit enigszins te betreuren, want zoals zijzelf opmerkt [ed. 1995: 15], beheerste de Duitse kopiist het Middelnederlands niet perfect, wat soms leidde tot vergissingen en slecht begrepen passages. Er bestaat overigens ook nog een Zweedse vertaling, bewaard in een handschrift uit 1473-1486, en een druk uit 1676 met een Hoogduitse vertaling [ed. 1995: 29].

 

Inhoud

 

De tekst omvat een proloog en 12 boeken, die telkens bestaan uit lange leerdialogen tussen een monnik (Peregrinus of Pelgrym genaamd) en een kloosterlinge (Theodora). Het onderwerp van Boek 1 zijn de bloemen, de fontein en de vier rivieren van het aards paradijs die in spirituele zin toegepast worden op de christelijke maagden. Boek 2 legt uit hoe christelijke maagden hun vijf zinnen kunnen behoeden tegen zondigheid. In Boek 3 spreekt de H. Geest en wordt gesproken over de deugden van de christelijke maagden.  Boek 4 gaat over hovaardigheid en ootmoedigheid, en over deugden en ondeugden. Boek 5 richt zich op Christus, Maria en op de beide Johannessen. Boek 6 gaat uitgebreid in op de parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. Boek 7 behandelt de drie staten van een vrouw: maagd, gehuwd en weduwe. De eerste staat zal honderdvoudig beloond worden, de tweede dertigvoudig en de derde zestigvoudig. Boek 8 gaat over het onderscheid tussen geest en natuur/vlees: de geest mag nooit onderworpen worden aan het vlees maar moet de natuur regeren. Boek 9 behandelt de allegorische ladder waarmee de christelijke maagden de hemel bereiken. De twee zijkanten van deze ladder zijn het lichaam en de ziel, de sporten zijn lijdzaamheid en andere deugden. Boek 10 bestaat grotendeels uit een lange lofzang op Christus. Boek 11 behandelt de zeven gaven van de H. Geest. Boek 12 geeft uitleg bij de verzen van het Onze Vader.

 

Thematiek

 

De rode draad van de tekst wordt gevormd door stichtelijk-religieuze adviezen gericht aan vrouwen die gekozen hebben voor een leven binnen kloostermuren.

 

Receptie

 

Kloosterliteratuur. De overgrote meerderheid van de bewaarde handschriften zijn afkomstig uit vrouwenkloosters en -huizen in de Nederlanden en Duitsland die een band hebben met de Moderne Devotie.

 

Profaan / religieus?

 

Duidelijk stichtelijk-religieus.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Wij zijn uiteraard geen middeleeuwers en al helemaal geen middeleeuwse kloosterzusters en behoren dus niet tot het geïntendeerde publiek, maar dat mag ons er toch niet van weerhouden te signaleren dat deze tekst van een bijna ondraaglijke saaiheid en langdradigheid is die van de moderne lezer het uiterste vergt om de leesact tot een goed einde te brengen. Het is allemaal zeer voorspelbaar en komt voortdurend op hetzelfde neer: niet zondigen, het lichaam onderwerpen aan de geest en Christus navolgen, de christelijke maagden zullen honderdvoudig beloond worden, de weduwen zestigvoudig en de gehuwde vrouwen dertigvoudig. Het leidt talrijke malen tot wollige passages in de trant van: Beide dese rike syn in dese werelt, mer isset, dat Christus ouermids doechden in di regniert, so en sal dat rycke des viants ouermids den sonden in di neit [lees: niet] mogen wesen [ed. 1995: 373 (boek 12, regels 31-33)]. Enzoverder, enzovoort, ad libitum et ad perpetuum.

 

Komt daar nog eens bij dat het lezen extra bemoeilijkt wordt door het feit dat het gaat om een ‘verMiddelnederduitste’ Middelnederlandse tekst geschreven door een kopiist die het Middelnederlands soms slecht begreep. Men mag veronderstellen dat menige vijftiende-eeuwse kloosterlinge deze tekst met geboeide interesse zal gelezen hebben. Wij lazen deze stichtelijke spiegel voornamelijk omwille van de topische beeldspraak, die wel degelijk regelmatig aan te treffen is.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • Frits van Oostrom, Wereld in woorden – Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300-1400. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2013, p. 189.

 

[explicit 6 september 2020]

 

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram