Jheronimus Bosch Art Center
Datering
Circa 1500
Moderne editie
M.W. Immink (ed.), "De Spiegel der Minnen door Colijn van Rijssele met inleiding, aanteekeningen en woordenlijst uitgegeven", Utrechtse Bijdragen voor Letterkunde en Geschiedenis - VIII, A. Oosthoek, Utrecht, 1913
Taal
Middelnederlands

De Spiegel der Minnen

(Colijn van Rijssele) ca. 1500

[Teksteditie: M.W. Immink (ed.), De Spiegel der Minnen door Colijn van Rijssele met inleiding, aanteekeningen en woordenlijst uitgegeven. Utrechtse Bijdragen voor Letterkunde en Geschiedenis – VIII, A. Oosthoek, Utrecht, 1913 = De Spiegel der Minnen ed. 1913] [Hummelen 4 07]

 

Auteur

 

Colijn van Rijssele is waarschijnlijk dezelfde persoon als Colijn Keyart en Colijn Caillieu. Hij werd dan in Brussel circa 1435 geboren en overleed er in 1503. Van 1474 tot circa 1485 was hij bezoldigd stadsdichter van Brussel en bij zijn overlijden was hij factor van een rederijkerskamer. Welke is nog niet bekend. [Van Gijsen 1989: 21]

 

Genre

 

De Spiegel der Minnen wordt beschouwd als het oudste, bewaard gebleven burgerlijk drama: de hoofdpersonages zijn niet langer koningen of prinsessen, maar wel gewone burgers. Het toneelstuk blijft nochtans een rederijkersproduct. Typisch hiervoor zijn het optreden van sinnekes (toneelfiguren, voortgesproten uit de middeleeuwse ‘duvelkens’ die de inwendige psychologische drijfveren van de personages uitbeelden, b.v. Vrees voor Schande, Begeerte van Hoogheden enz.) en de moraliserende boodschap die de toeschouwer/lezer meekrijgt (overdrijf niet in de liefde, let op voor hoogmoed en jaloezie, vermijd standentrots).

 

Situering / datering

 

De tekst van de Spiegel bleef bewaard in drie drukken waarvan de oudste in 1561 te Haarlem bij Jan van Zuren bezorgd werd (door de Hollandse auteur Dierick Coornhert). In 1577 werd de tekst opnieuw gedrukt, ditmaal door Jan van Waesberghe te Antwerpen. Dezelfde drukker bracht in 1617 een derde druk, maar nu te Rotterdam. De oudste toespeling op de Spiegel is te vinden in de refreinenbundel van Jan van Doesborch (1528-30). Het spel moet dus ouder zijn dan deze bundel. De dialectkenmerken wijzen op een Brabantse herkomst van de originele tekst. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 3]

Indien Colijn van Rijssele inderdaad dezelfde persoon is als Colijn Caillieu, dan dringt een datering “circa 1500” zich op.

 

Inhoud

 

De voorgegeven historiciteit van het verhaal in de Spiegel moet worden gezien als een tot de literaire conventie behorende presentatievorm. De plot onderging bovendien vooral de literaire invloed van de Limborch-stof, van Chrétien de Troyes’ Yvain en van de 26ste novelle uit Cent nouvelles nouvelles. Behalve deze drie ‘intrigebronnen’ zijn er nog andere teksten die een minder belangrijke invloed op de verhaalplot hebben gehad. De kennis van vooral de drie eerstgenoemde bronnen draagt bij tot een beter inzicht in de literaire architectuur van de Spiegel. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 4: Bronnen]

 

De Spiegel is ingedeeld in zes bedrijven die als volgt kunnen samengevat worden.

Eerste bedrijf. De rijke koopmanszoon Dierick den Hollander en het eenvoudige naaistertje Katharina Sheermertens, beiden woonachtig te Middelburg in Zeeland, zijn verliefd op elkaar geworden, dit tot wanhoop van Diericks ouders die vrezen dat hun zoon beneden zijn stand gaat trouwen.

Tweede bedrijf. Diericks ouders laten hun zoon naar een oom in Dordrecht vertrekken, in de hoop dat hij daar Katharina zal vergeten. Dierick belooft zijn geliefde dat hij slechts één maand zal wegblijven en Katharina geeft hem, na lang weifelen, een haarlok mee.

Derde bedrijf. In Dordrecht wordt Dierick ziek van liefdesverdriet, zodanig dat hij na een maand niet in staat is terug te keren naar Middelburg. Katharina wordt achterdochtig en met een neef reist ze incognito naar Dordrecht.

Vierde bedrijf. Katharina en haar neef ontmoeten Dierick in de herberg van diens oom. Dierick herkent hen echter niet en beweert dat hij in Middelburg nooit een Katharina gekend heeft (om hun geheime liefde te beschermen). Katharina heeft dit echter niet door, is zwaar teleurgesteld en rooft ’s nachts haar haarlok terug.

Vijfde bedrijf. Terug in Middelburg loopt Katharina vaak langs het huis van Dierick. Deze ligt echter ziek te bed en er is geen communicatie meer tussen hen. Diericks ouders organiseren dan vóór hun deur een ‘kroonspel’ in de hoop dat Dierick zo verliefd zal worden op een ander meisje. Dat gebeurt echter niet en als Dierick zijn ouders smeekt om Katharina bij hem te brengen, ondernemen deze laatsten een vernederende smeektocht. Katharina wijst hun smeekbede echter hooghartig af.

Zesde bedrijf. Dierick sterft van verdriet. Als Katharina dit verneemt, sterft zij eveneens, vol berouw en zelfverwijt.

 

Thematiek

 

“Welke is de idee, die aan het stuk ten grondslag ligt? Te grote, vurige liefde, nog wel tussen in stand ongelijken, leidt tot hoogmoed en jaloezie, en daarmee tot rampzalige ondergang der gelieven. De conclusie die de auteur er dan ook zeer nadrukkelijk aan verbindt, is deze: mint bi mate. In dit ‘bi mate’ is waarschijnlijk inbegrepen het minnen van iemand van gelijke stand, al zegt hij dit niet zo nadrukkelijk…” [Knuvelder 1970: 493]

“Het thema was de dwaze liefde, die jongeren geheel van hun zinnen kon beroven, zelfs in die mate dat de dood erop volgde. Juist in de verlichte sfeer van een modern handelskapitalisme en vroeg humanisme werd een nieuw stoïcisme naar antiek model bepleit. Daarin kwam de reden naar voren als beslist wapen tegen de wereldse ordeverstoringen door de grilligheden van het lot, de angst voor de dood en de verdwazingen van de liefde.” [Pleij 2007: 410]

 

Van Gijsen toonde aan dat de uitbeelding van astrologische agentia in de Spiegel gebaseerd is op een brede kennis van de astrologie. Deze astrologische elementen blijken bovendien nauw verbonden te zijn met een aantal andere aspecten van het stuk. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 5: De astrologische elementen] Vergelijking met medische bronnen uit de middeleeuwen toont aan dat het ziektebeeld van de hoofdpersonen duidelijk verwijst naar amor hereos (lichamelijk wegkwijnen van liefdesverdriet). Bovendien vertonen de hoofdpersonen duidelijk symptomen van pathologisch-melancholische aard. Colijn wist waarover hij schreef, hij was zeker een poeta doctus. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 7: Pathologie der liefde] De moraal van het stuk t.a.v. de sociale problematiek: wie verstandig wil zijn in de liefde, moet met mate minnen en een partner van gelijke stand kiezen. De Spiegel is dus bepaald geen pleidooi voor vrije partnerkeuze. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 10: Het standsverschil] Het standpunt t.a.v. vrije wil, voorbestemming en astrologische invloed in de Spiegel komt overeen met het traditionele middeleeuwse standpunt: de sterren beïnvloeden de mens via zijn lichamelijke neigingen, maar de mens blijft uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn daden. De moraal van het stuk lijkt neer te komen op een aansporing tot zelfbeheersing en zelfkennis, en een waarschuwing tegen hovaardij. De Spiegel kan in die zin opgevat worden als “vroeg-humanistische overtuigingskunst” en sluit zo aan bij een belangrijk deel van de rederijkersliteratuur rond 1500, die de rede voorstelt als richtsnoer voor het leven en als remedie tegen de negatieve invloeden van de liefde, het lot en de dood. [Van Gijsen 1989, hoofdstuk 11: Ethische aspecten]

 

De moraal van het stuk wordt expliciet verwoord in de “Conclusie”: Ghy minnaers wilt hier jolijt in vaten / Eer ghy te diep terdt inde vloet, / Ende wilt ghy minnen, mint by maten [ed. 1913: 215 (vs. 6108-6110)] en: (…) aensiet wel wat ghy doet. / Mint uus ghelijcke, ick raet u voor tbeste: / Want die te hooghe minnen moet / Men ontrooft hem den voghel uuten neste [ed. 1913: 215 (vs. 6116-6119)].

 

Receptie

 

Als rederijkersproduct manifest laatmiddeleeuwse stadsliteratuur. Verbanden met Brussel, Middelburg en Dordrecht. Volgens het nawoord van Coornhert bij de editie-1561 is het geïntendeerde publiek vooral de jeugd die hier gewaarschuwd wordt tegen de gevaren van een te hevige liefde.

 

Religieus/profaan?

 

Profaan met lichte religieuze inslag.

 

Aantekeningen

 

 

J.E. van Gijsen, Liefde, kosmos en verbeelding. Mens- en wereldbeeld in Colijn van Rijsseles Spiegel der Minnen. Wolters-Noordhoff/Forsten, Groningen, 1989.

 

 

Van Gijsen kondigt aan in haar tekst te willen onderzoeken welk beeld in de Spiegel wordt opgehangen van hoe de wereld (zowel in ruimere als in engere zin) in elkaar zit en van de plaats die de mens in deze wereld inneemt als individu en als sociaal wezen. Te verwachten is dat tussen dit mensbeeld en dit wereldbeeld een nauwe relatie bestaat. Het onderzoek zal twee sporen volgen. Enerzijds worden een aantal aspecten van het toneelstuk geanalyseerd, met de bedoeling de tekst zoveel mogelijk te verhelderen. De probleemstelling luidt hier: In hoeverre draagt informatie over het geïmpliceerde beeld van mens, kosmos en de relatie daartussen bij tot interpretatie van inhoud en strekking van de Spiegel? [10] Anderzijds worden opvattingen en denkbeelden over mens en kosmos uit de periode vóór en omstreeks 1500 onderzocht. De tweede probleemstelling is dan: Wat heeft De Spiegel der Minnen ons te bieden ter verdieping van ons inzicht in dat achterliggende beeld? [10]

 

In het laatste hoofdstuk probeert Van Gijsen tot een synthese te komen van de resultaten van het onderzoek. De eerste doelstelling was: Een aantal aspecten van het mens- en wereldbeeld in de Spiegel analyseren aan de hand van (middeleeuwse) achtergrondinformatie, met de bedoeling zo deze aspecten binnen de Spiegel beter te begrijpen. Naar verluidt heeft deze benadering ‘resultaat opgeleverd’ [191]: het analyseren van de astrologische en medische aspecten van de tekst heeft bijgedragen tot een beter begrip van deze laatste. Met deze conclusie kan men het inderdaad zonder veel problemen eens zijn.

 

De tweede doelstelling was: door de interpretatie van het stuk meer inzicht te krijgen in het mens- en wereldbeeld van de periode rond 1500. Op dit vlak zijn de resultaten van Van Gijsens onderzoek ronduit zwak te noemen. De auteur verklaart dit door te stellen dat er – bekeken vanuit het middeleeuwse standpunt – een aantal tegenstrijdigheden in de tekst zitten. De middeleeuwse opvattingen zijn namelijk ontoereikend om het mens- en wereldbeeld in de Spiegel volledig te begrijpen, omdat in de tekst een aantal voor die tijd moderne opvattingen zitten: rond 1500 is het mens- en wereldbeeld aan het veranderen! Bovendien legt een fictionele tekst vooral nadruk op de affectieve kanten van het mens- en wereldbeeld, met andere woorden mens- en wereldbeeld worden niet theoretisch behandeld, maar er wordt veeleer getoond hoe concrete mensen met zo’n mens- en wereldbeeld leven.

 

Van Gijsen corrigeert ten slotte nog een aantal vooroordelen over de Spiegel en doet enkele aanbevelingen voor verder onderzoek. In dat laatste verband is vooral interessant dat zij erop wijst dat de diersymboliek in de Spiegel beslist nog een verder onderzoek waard is. [18/06/91]

 

 

Ria Jansen-Sieben en Annelies van Gijsen, “Alchemie: een derde bodem in De Spiegel der Minnen”, in: De nieuwe taalgids, jg. 84, nr. 3 (mei 1991), pp. 236-242.

 

 

De Spiegel zou niet alleen een astrologische component bevatten (zoals aangetoond werd door Van Gijsen 1989) maar ook een alchemistische. In de late middeleeuwen was er trouwens een duidelijke relatie tussen astrologie en alchemie. In de Spiegel zou nu de eerste fase van het alchemistische proces, het Zwarte Werk of het stadium van Saturnus, centraal staan.

 

Deze hypothese wordt door de auteurs op een naar het ons lijkt erg weinig overtuigende manier aangebracht. Zwak is in elk geval de amateuristische verwijzing naar de alchemistische interpretatie van Bosch’ Verloren Zoon door Van Lennep 1985 [pp. 240-241]: Op het schilderij ‘De verloren zoon’ van Jeroen Bosch, dat velen [sic!] als een alchemistisch te duiden tafereel beschouwen, verlaat de zwerver een herberg met als uithangbord een zwaan; in de open deur staat een verliefd paar. In dit licht geeft het stof tot denken, dat ook de herberg in Dordrecht waar Katherina Dierick bezoekt “Inde swane” heet.

 

Vanuit deze nieuwe interpretatie zou duidelijk worden dat het verhaal van Dierick en Katharina niét tragisch eindigt. Integendeel, het einde zou wijzen op “een nog onvoltooid proces van transformatie, veredeling en verlossing”. De Spiegel zou ook nog knapper gestructureerd zijn dan tot nu toe werd verondersteld: het is naar verluidt een meesterlijk amalgaam van religieuze, astrologische en alchemistische symboliek. [28/07/93]

 

Persoonlijk oordeel

 

Knuvelder [1970: 496 / 498] noteerde: Desondanks is dit stuk voor de moderne lezer vrijwel ongenietbaar. En: Zullen Colijns tijdgenoten ook ons bezwaar gedeeld hebben tegen de langdradige uitwerking van het geval, dat maar moeizaam op gang kan komen, en pas in de tweede helft de vaart en bewogenheid bereikt die ons min of meer geboeid verder doen lezen? Bij dit esthetisch oordeel kunnen wij ons probleemloos aansluiten. In feite zijn alleen de passages waarin de sinnekes aan het woord komen, voor de moderne lezer enigszins verteerbaar. Over deze sinnekes schreef Van Gijsen [1989, hoofdstuk 6: De Sinnekens]: ‘De sinnekens vervullen in de Spiegel verschillende functies. Enerzijds zijn ze de personificaties van de subjectieve gevoelens en aanvechtingen van de hoofdpersonen: daarbij hebben ze met deze personages een soort eenzijdig contact, in die zin dat zijzelf onzichtbaar blijven voor deze personages terwijl zij hun gedachten en gevoelens verwoorden. Anderzijds vertonen zij ook een meer objectief, demonisch karakter waarbij zij opzettelijk streven naar het bedriegen van de hoofdpersonen. Van Gijsen maakt bij dit alles een onderscheid tussen contact-scènes en scènes-apart. Ten slotte leveren de sinnekens ook spottende en kritische commentaar op het gedrag van de hoofdpersonen’.

De passages waarin deze sinnekes aan het woord komen, zijn aantrekkelijk omwille van de erin aangewende humor, het volkse woordgebruik en de erotische toespelingen en dubbelzinnigheden.

 

Deze erotische dubbelzinnigheden zouden bovendien voor ons interessant kunnen zijn in verband met de erotiek van het middenpaneel van Jeroen Bosch’ Tuin der Lusten-drieluik. Veel direct bruikbaar materiaal levert de Spiegel nochtans niet op, het gaat hier eerder om verwante erotische beeldspraak. Een voorbeeldje is de volgende passage waarin de sinnekes Jalours Ghepeyns (JG) en Begheerte van Hoocheden (BH) converseren over een ander sinneke, Vreese voor Schande, en over wat die allemaal kan aanrichten:

 

JG: Wil ick u segghen dan watse maect?

BH: Ja ghy, wy moeten te samen schatten.

JG: Sy maect van heymelijcke camer catten / Al enghe maechdekens.

BH: Ke swijcht seg ick sotteken.

JG: Sy vercoopt menich ghebroken potteken / Voor goet en gave.

BH: Laet staen dat wantelen.

JG: Vreese voor schande cant al bemantelen / Al drinken dees meyskens van calewaerts biere / Alst buycxken plat blijft.

 

[ed. 1913: 91 (vs. 2597-2604)]

 

In deze passage spotten de sinnekes met de geilheid van meisjes en jonge vrouwen die hun maagdelijkheid verliezen, maar dit uit vrees voor schande en roddel geheim willen houden, zodat ze alsnog als maagd kunnen huwen. Op die manier doen heymelijcke camercatten (hoertjes) zich voor als maagden en geeft menig ghebroken potteken (gebroken kruik = meisje dat maagdelijkheid heeft verloren) zich uit voor een ongeschonden en gaaf. Zolang ze niet zwanger raken, blijven deze meisjes nochtans drinken van calewaerts biere. Met calewaert (kaalkop) wordt niet meer of niet minder bedoeld dan de ontblote eikel van de penis. Calewaerts biere verwijst dus naar sperma.

Met dit soort van (in onze ogen vaak vergezochte) erotische beeldspraak zitten we volledig in de sfeer van de erotische symbolen die ook door Bosch gehanteerd worden, al blijft het (althans in de Spiegel) lastig de vinger te leggen op concrete parallellen (afgezien van het gebroken kruik-motief dat we ook bij Bosch herhaalde malen aantreffen).

 

Geraadpleegde lectuur

 

G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Deel I, ’s-Hertogenbosch, 1970 (5), pp. 491-500.

P.E.L. Verkuyl, “(recensie van Van Gijsen 1989)”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 106 (1990), nr. 4, pp. 300-304.

Annelies van Gijsen, “De dramatisering van begeerte en vrees”, in: R.E.V. Stuip en C. Vellekoop (red.), Emoties in de Middeleeuwen. Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek – 15, Hilversum, 1998, pp. 157-182, meer bepaald pp. 171-178.

Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Amsterdam, 2007, pp. 408-413.

 

[explicit 5 juli 2009]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram