Die Spiegel der Sonden (anoniem) XIVc / 1434-36
[Teksteditie van de rijmversie: J. Verdam (ed.), Die Spiegel der Sonden, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde uitgegeven – Eerste deel: de berijmde tekst naar het Münstersche handschrift. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, 1900 = Spiegel der Sonden ed. 1900]
[Teksteditie van de prozaversie: J. Verdam (ed.), Die Spiegel der Sonden, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde uitgegeven – Tweede deel: Inleiding – de prozatekst naar het Oudenaardsche handschrift – woordenlijst. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, 1901 = Spiegel der Sonden ed. 1901]
Genre
Een geestelijk traktaat, meer bepaald een hoofdzondenspiegel. Zowel een rijmversie als een prozaversie bleven bewaard. In de rijmversie signaleert de auteur (die vertaalde uit het Latijn) dat men het origineel moet aanpassen (concreet: de woorden moet verplaatsen), wil men de verzen correct doen rijmen [ed. 1900: 217 (verzen 16.881-16.888)]. In de rijmversie heet de tekst die speghel van sonden [ed. 1900: 84 (vers 6.594)] en die Spieghel der Zonden [ed. 1900: 217 (vers 16.872)].
Auteur
De auteur van de rijmversie, die zichzelf een simpel clerc noemt [ed. 1900: 218 (vers 16.958)], is een anoniem gebleven West-Vlaming uit de veertiende eeuw, vermoedelijk een geestelijke [ed. 1901: XLII]. De auteur van de prozaversie bleef eveneens anoniem.
Situering / datering
De rijmversie is een bewerking van Summa de vitiis et virtutibus, een Latijns hoofdzonden- en deugdentraktaat uit de eerste helft van de dertiende eeuw van de Franse dominicaan Wilhelmus Peraldus [Van Oostrom/Willaert 1989: 211, Mertens e.a. 1993: 41]. Deze rijmversie bleef bijna volledig (er ontbreken in het begin een aantal bladen) bewaard in handschriftvorm (Münster, Universitätsbibliothek, Ms. 268). Dit handschrift kwam omstreeks 1450 (1440-1460) tot stand, waarschijnlijk in het fraterhuis te Münster [Van Oostrom/Willaert 1989: 211]. Daarnaast bleven nog resten van zeven verschillende handschriften bewaard [Van Oostrom 2013: 196]. De originele bewerking kwam volgens tekstbezorger Verdam in de veertiende eeuw in West-Vlaanderen tot stand [ed. 1901: V], volgens Van Oostrom [2013: 196] niet lang na 1350. De Middelnederduitse tekst van het handschrift werd door Verdam in zijn editie omgezet in Middelnederlands dat aan de taal van het West-Vlaamse origineel zou moeten beantwoorden [ed. 1901: XXII / XXXVII]. Hij kon daarbij gebruik maken van zes (Middelnederlandse) fragmenten van de tekst (een zevende werd in 1900 vermist, maar werd ondertussen teruggevonden in de universiteitsbibliotheek van Utrecht [Van Oostrom 2013: 196]).
In de vijftiende eeuw maakte een anonieme auteur een prozaversie van de rijmversie die slechts in één verzamelhandschrift overgeleverd is (Oudenaarde, Stadsarchief, 5556/13). Deze codex ontstond in 1434-36 en werd geschreven door kanunnik Jan Neve in Nijmegen [ed. 1901: LXXX, Van Oostrom/Willaert 1989: 211]. De prozabewerker liet uit de rijmversie delen weg, maar voegde soms ook delen toe [ed. 1901: LXXXII].
Inhoud
De rijmversie omvat – in de bewaarde Münsterse tekst – 16.972 verzen en bestaat uit acht onderdelen. Deze behandelen de traditionele Zeven Hoofdzonden (gulzigheid, onkuisheid, hebzucht, luiheid, hoogmoed, nijd en gramschap – in die volgorde), waarna – merkwaardig – nog een achtste deel Vander Tongen volgt, waarin zonden die te maken hebben met spreken behandeld worden. De prozaversie heeft dezelfde indeling.
Thematiek
Manifest stichtelijk. Thema is de Zeven Hoofdzonden (al zijn het er eigenlijk acht).
Receptie
De auteur van de rijmversie stelt duidelijk dat hij zich richt op leken en niet op geleerden of op hem lieden die tlatijn verstaen [ed. 1900: 59 (verzen 4.635-4.640) / 61 (verzen 4.710-4.744)]. Orlanda S.H. Lie meent dat de rijmversie in eerste instantie bedoeld is om voorgelezen te worden voor een niet in het Latijn geschoold en niet-geestelijk publiek, terwijl de prozaversie meer een leestekst is, bedoeld voor een niet-Latijnkundig kloostermilieu (meer bepaald lekenbroeders of –zusters) [Van Oostrom/Willaert 1989: 211-217]. Dit is echter slechts een hypothese. De Spiegel der Sonden is dus in elk geval geestelijk proza, maar of het ook gaat om kloosterliteratuur, is niet meteen duidelijk. Wellicht kon de tekst zowel binnen een adellijke, stedelijke als kloosterlijke context functioneren.
Profaan / religieus?
Manifest stichtelijk-religieus.
Persoonlijke aantekeningen
De Spiegel der Sonden is een tekst die weinig leesplezier te bieden heeft (de rijmversie, met zijn vaak corrupte en onbegrijpelijke passages, zelfs nog minder dan de prozaversie). De op zich nochtans boeiende materie wordt bijzonder saai en monotoon gebracht, wat vooral veroorzaakt wordt door de opeenstapeling van citaten van en verwijzingen naar allerhande ‘autoriteiten’ (de Bijbel, Augustinus, Gregorius…). Alleen de exempelen die hier en daar het droge betoog verluchten, bieden de lezer wat ademruimte.
In 1901 noteerde tekstbezorger J. Verdam welwillend: ‘Wel is het gedicht niet het werk van een buitengewoon groot dichter, doch het laat zich in elk geval zeer goed lezen, en iedere tekst uit de oude tijden van de letterkundige ontwikkeling eens volks is een eerwaardig gedenkstuk’. En: ‘Hoewel de diepte van den blik, die afhangt van de hoogte waarop de dichter of schrijver staat, bij dezen dichter niet zoo heel groot is, zoo leeren wij in elk geval het een en ander van hem, en de teksten uit een vroegeren tijd hebben ons wel geleerd in dezen met weinig tevreden en tevens voor dat weinige dankbaar te zijn’ [ed. 1901: I]. Van Mierlo en Knuvelder waren een stuk minder vriendelijk. De eerste noteerde botweg dat het gaat om ‘weinig meer dan een berijmde theologie over de hoofdzonden’ [Van Mierlo II 1940: 30] en de tweede schreef, onder verwijzing naar Te Winkel: ‘Men vindt er niet veel in te roemen, behoudens een veertigtal tussengevoegde exempelen, “die enige belangstelling kunnen wekken”’ [Knuvelder I 1970: 245]. Van Oostrom beperkt zich beleefd tot de mededeling dat de auteur zich bewust was van de haken en ogen van zijn versvorm [Van Oostrom 2013: 196]. Dat mag allemaal zo zijn, het neemt niet weg dat de Spiegel der Sonden, zowel de rijm- als de prozaversie, verplichte lectuur is voor al wie zich bezighoudt met de laatmiddeleeuwse cultuur in het algemeen en met de werken van Bosch in het bijzonder.
Overigens: het Oudenaardse handschrift met de prozaversie bevat onder meer ook Geeraert van Vliederhovens Vanden vier utersten (fol. 108r-132v). Wanneer wordt deze tekst bereikbaar in een moderne editie?
Geraadpleegde literatuur
[explicit 22 april 2006 / 4 juni 2016]