Esbatement van tWesen (Cornelis Everaert) 1512
[Teksteditie: J.W. Muller en L. Scharpé (eds.), Spelen van Cornelis Everaert, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden met inleiding en aanteekeningen uitgegeven. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, [1898]-1920, pp. 35-50 = tWesen ed. 1920]
[Teksteditie: W.N.M. Hüsken (ed.), De Spelen van Cornelis Everaert – Opnieuw uitgegeven, van inleidingen, annotaties en woordverklaringen voorzien. Deel I, Verloren, Hilversum, 2005, pp. 127-153 = tWesen ed. 2005]
[Hummelen 1 B 3]
Auteur
De Brugse rederijker Cornelis Everaert (ca. 1480-1556). Vergelijk ook bij Maria Hoedeken ed. 1920.
Genre
Een esbatement (zie de oorspronkelijke titel). Een rederijkersklucht dus.
Situering / datering
tWesen (483 verzen in de editie-1920) is één van de 35 toneelteksten die bewaard bleven in een autograaf-verzamelhandschrift dat bewaard wordt in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, sign. Hs. 19.036. De tekst werd volgens een mededeling van Everaert zelf geschreven in 1512 en verwierf te Nieuwpoort een eerste prijs. Misschien gebeurde dit op 27 juni 1512 naar aanleiding van een toneelwedstrijd georganiseerd door de Nieuwpoortse rederijkerskamer de ‘Doorne Croone’, hoewel de Brugse rederijkerskamers daar dat jaar niet aan deelnamen [ed. 2005: 130].
Inhoud
Een man beklaagt zich erover dat zijn vrouw altijd een slecht humeur heeft als ze zwanger is. Als ze niet zwanger is, is er echter geen betere vrouw te vinden. Hij besluit dus om geen gemeenschap meer met haar te hebben. Om te vermijden dat ze te ‘opdringerig’ wordt, zal hij een paar dagen de stad verlaten om zaken te doen. Tijdens zijn afwezigheid beklaagt de vrouw zich bij haar ‘ghevare’ (buurvrouw). Deze troost de vrouw door te zeggen dat haar man zo kort na de laatste bevalling geen gemeenschap met haar wil hebben en dat hij nu een bedevaart is gaan doen om een goede gezondheid voor haar af te smeken. Als de man echter terug is thuisgekomen en nog altijd niet met haar naar bed wil, gaat de vrouw opnieuw haar nood klagen bij de buurvrouw. Deze roept de pastoor ter hulp. De volgende dag komt de pastoor langs en hij slaagt erin de hele situatie recht te trekken. De man vertelt waarom hij zijn vrouw niet meer wil beslapen en zij belooft haar leven te beteren.
Het woord ‘wesen’ in de titel moet overigens begrepen worden als ‘manier van doen, gedrag’, ofschoon het (ook in dit stuk enkele keren) eveneens ‘gelaat, gezicht’ kan betekenen [ed. 2005: 129].
Thematiek
Behalve wereldlijk vermaak biedt dit toneelstuk ook stichtelijke lering die vooral gericht lijkt te zijn op het bewaren van de huiselijke vrede binnen het huwelijk en op de rol die de priester kan spelen bij het oplossen van problemen in dit verband. Vergelijk de woorden van de ‘pape’ op het einde, die duidelijk de moraal van het spel weergeven (verzen 469-476): Esser hyement jnt gheselscip gheseten by / Die daghelicx met zyn wyf jn ghescille leift / Alsse kyndt draecht, al hueren wille gheift / Ende hebt paciencie tot datse ter kercken stept. / Bedwynse zo ghy hier tbemercken hebt. / Maer hebt ghyt te quaet, wilt veil delays staken. / Comt by my jc zal wel den pays maken. / Jc weets my te behelpene alzo ghy zien muecht. Met andere woorden: met zwangere vrouwen moet men wat geduld hebben, en als het te erg wordt, zal de pastoor het wel oplossen.
Receptie
Stadsliteratuur. Het stuk speelt zich af in de stad en Everaert was een Brugse rederijker. Verbanden met Brugge en Nieuwpoort.
Profaan / religieus?
tWesen is sterk profaan van aard. Met de figuur van de pape (die ook verwijst naar Gods opdracht aan de mens om zich voort te planten in de verzen 417-420 en stelt dat een goede vrouw haar man moet gehoorzamen in de verzen 301-302) sluipt er ook een religieus-stichtelijk element binnen.
[explicit 15 juli 1993 / 10 september 2016]