Beks 1986
Hiëronymus Bosch (Maarten Beks) 1986
[Bruna, Utrecht, 1986, 14 blz. + 49 ill.]
In de zeer beknopte inleiding bij de 49 kleurafbeeldingen (van zeer middelmatige kwaliteit) stelt Beks dat Bosch een moralist was met een pessimistische kijk op de zondige mensheid. Als provinciaal genie was Jeroen een kind van het verleden, in tegenstelling tot zijn Italiaanse tijdgenoot Leonardo da Vinci, die veeleer een vader van de toekomst was. Beks heeft verder nogal wat kritiek op de Bosch-exegeten (zowel op die uit de ‘school’ van Fraenger als op die uit de ‘school’ van Bax) omdat zij zich de laatste decennia te veel zouden hebben beziggehouden met de ontrafeling van de historische en symbolische achtergronden van de schilderijen: de kunstwerken zijn daardoor naar verluidt van het leven beroofd.
De eigen benadering van Beks bestaat uit een zweverig mengsel van psychoanalyse en alchemie dat vooral de nadruk legt op het scheppingsproces. Bosch schilderde naar verluidt geen dictionaire van de alchemie, zijn schilderkunst brengt een alchemistisch proces in beeld [p. 13]. De visioenen uit Bosch’ onderbewustzijn (het onnoembare, de ‘modder’ uit de alchemistische teksten) werden door een soort droomcensuur vervormd tot spreekwoorden, taalspielereien en folkloristische elementen zodat een wereld ontstond die de schilder niet zelf gemaakt had. Is het kunstwerk nu geslaagd, dan wordt de in de modder verborgen koningszoon (onze onbekende dubbelganger) zichtbaar: het schilderij spreekt ons dan aan op een niveau dat moeilijk onder woorden te brengen is, maar dat iets heeft van magie, van helderziendheid.
Manifest niet grensverleggend, dit oppervlakkige, populariserende boekje.
[explicit]