Dequeker 2006
De kunstenaar en de dokter – Anders kijken naar schilderijen (Jan Dequeker) 2006
[Davidsfonds, Leuven, 2006, 413 blz.]
In dit boek onderneemt Dequeker, emeritus professor reumatologie van de KU Leuven, een paleopathologische speurtocht doorheen de Europese schilderkunst van 1300 tot 1700. De paleopathologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziekten uit oude tijden zoals die blijken uit menselijke en dierlijke resten. Dequeker bekijkt figuren uit schilderijen en stelt van hen een voorlopige medische diagnose die gebaseerd is op een zorgvuldige klinische observatie.
Op de bladzijden 16-17 bespreekt hij een interessante, weinig bekende Verzoeking van de H. Antonius (eerste decennium 16de eeuw, maar volgens Maurits Smeyers vermoedelijk een kopie van een schilderij van circa 1430-40) van een anonieme Zuid-Nederlandse meester (Madrid, Escorial). De bedelaar in de rechterbenedenhoek zou niet lijden aan ergotisme (zoals J. Van Lennep meende) of melaatsheid, maar aan vergevordere reumatoïde artritis.
Op pagina 150 bespreekt hij De blaasbalghersteller (ca. 1556, Doornik, Musée des Beaux-Arts), een schilderij dat hier toegeschreven wordt aan Cornelis Massys. Het lapje aan het rechteroog van de blaasbalghersteller zou een priemwond verbergen. De gebogen rug van de oude vrouw naast hem zou wijzen op osteoartrose of osteoporose van de wervelzuil.
Op de bladzijden 276-277 gaat het over het Keisnijding-paneel van Jheronimus Bosch (Madrid, Prado). Dit schilderij beeldt naar verluidt een chirurgische verwijdering van de ‘steen van de waanzin’ uit, al snijdt de kwakzalver (zogenaamd) geen steen, maar een moerastulp uit het hoofd van de patiënt weg.
Op de bladzijden 280-281 bespreekt Dequeker het doek Dronken man op de rug van een oude vrouw van een navolger van Bosch (ca. 1550, Mechelen, privécollectie). De man op de rug van de vrouw zou lijden aan alcoholisme en seksmanie, de herbergwaard rechts zou een travestiet zijn. Naar Cat. Mechelen 2003 (cat. nr. 1) wordt nergens verwezen.
Op pagina’s 328-329 bespreekt Dequeker de zogenaamde Vierde Koning op het middenpaneel van Bosch’ Aanbidding der Wijzen-triptiek (Madrid, Prado). Het muntvormige, zwerende huidletsel aan diens rechteronderbeen zou niet wijzen op lepra, maar zou een ecthyma zijn: een ontstekingsziekte van de huid, gekenmerkt door een grote uitslag met platte puisten die gaan zweren en korsten vormen.
Op de bladzijden 386-387 wordt het rechterluik (een Antonius-temptatie) van Mathias Grünewalds Isenheim-retabel (1512-16, Colmar, Museum Unterlinden) besproken. De duivelse figuur in de linkerbenedenhoek zou lijden aan ergotisme met droge gangreen (vingers en huid van de buik) en ascites vanwege de vele bloedvatletsels in de lever.
Op de bladzijden 388-390 bespreekt Dequeker Bosch’ Verzoekingen van de H. Antonius-drieluik. Echter niet het origineel in Lissabon, wel de kopie in Brussel (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten), ofschoon nergens gesignaleerd wordt dat dit een kopie is. De blinde bedelaar met de draailier op het middenpaneel zou lijden aan de gevolgen van poliomyelitis (virale ontsteking van de voorste knobbels van de grijze materie van het ruggenmerg) aan het rechterbeen en de ruggengraat plus aan cataract en glaucoom. De bedelaar met de hoge hoed en de afgehakte voet zou aan ergotisme kunnen lijden of een simulant kunnen zijn.
Op de bladzijden 392-395 ten slotte wordt de Bosch-tekening met Kreupele bedelaars (Wenen, Albertina) besproken. Dequeker stelt voor de 31 afgebeelde figuren een diagnose voor, waarbij opvalt dat sommige figuren ervan verdacht kunnen worden simulanten te zijn. Vergelijk hierover ook Dequeker e.a. 2001.
Met dat alles heeft Dequeker geen grensverleggende dingen verteld, althans niet wat de hier vermelde schilderijen en tekening betreft. Als het niet gaat over het medische maar over het iconografische aspect, toont hij bovendien meermaals aan niet grondig vertrouwd te zijn met de secundaire literatuur rond Bosch.
[explicit 6 maart 2016]