Dixon 1984
“Bosch’s ‘St. Anthony Triptych’ – An Apothecary’s Apotheosis” (Laurinda S. Dixon) 1984
[in: Art Journal, 44 (Summer 1984), pp. 119-131]
In dit artikel, dat handelt over de Verzoekingen van de H. Antonius-triptiek (Lissabon), probeert Dixon de alchemistische benadering van Bergman en de medische verklaringen van Bauer en Van Lennep met elkaar te verzoenen, door Bosch’ drieluik in verband te brengen met de middeleeuwse farmacie, die immers gebruik maakte van alchemistische apparaten om medicijnen te bereiden. De middeleeuwse farmacie en alchemie waren onlosmakelijk met elkaar verbonden en dit gegeven wordt verwaarloosd door de moderne, romantiserende alchemistische interpretaties van Bosch’ schilderijen.
Het Antoniusvuur, ook bekend onder de naam ignis sacer, was een gevreesde ziekte die al in de oudheid voorkwam, maar in de vijftiende eeuw een nieuwe opleving kende. Dit Antoniusvuur was vermoedelijk ergotisme (moederkorenkramp), een ziekte die veroorzaakt wordt door de besmetting van graan met de schimmel claviceps purpurea. Wanneer de moederkorenschimmel in een oven gebakken wordt met deeg, verandert hij in een vorm van lysergic acid diethylamide of lsd: vandaar dat de slachtoffers hallucinaties ondergaan.
Uit de vijftiende eeuw zijn vele afbeeldingen van de H. Antonius bekend. Bosch’ drieluik, waarvan de binnenpanelen het leven van de heilige in verkorte vorm weergeven, is er één van. De geschiedenis en de tradities van de middeleeuwse Antonietenkloosters, waar de slachtoffers van het Antoniusvuur verzorgd werden, bieden de beste sleutels voor de verloren context van de triptiek. Eén van de belangrijkste, door deze kloosters geproduceerde geneesmiddelen was de heilige wijn (holy vintage), die één keer per jaar, op Hemelvaartsdag, werd uitgedeeld aan de meest hopeloze slachtoffers van het Antoniusvuur. Deze wijn bevatte onder meer drinkbaar goud, mirre en suiker en werd op Hemelvaartsdag over de beenderen van de H. Antonius gegoten. De personages die zich op het middenpaneel rond Antonius bevinden, maken – zoals Van Lennep reeds signaleerde – deel uit van het ritueel van de heilige wijn. Bosch’ drieluik moet dus hoogstwaarschijnlijk beschouwd worden als een devotiebeeld, bedoeld om bekeken te worden door slachtoffers van het Antoniusvuur, zoals dat zeker ook het geval was met Grünewalds Altaarstuk van Isenheim.
Een ander geneesmiddel tegen het hete, brandende Antoniusvuur waren onder meer vissen, die als extreem koud werden beschouwd: vissen komen veelvuldig voor op Bosch’ triptiek. Een ander (koud) geneesmiddel was de alruin of mandragora. Het onderlijf van de vrouw met de baby op de rat (middenpaneel) lijkt op de wortel van een alruin en haar bovenlijf lijkt op alruinpopjes, die vaak gekneed werden in de vorm van een voedende moeder en gebruikt werden als afrodisiacum. Links van deze figuur zien we een ruiter met een distelhoofd: ook de distel werd aangeprezen als geneesmiddel omwille van zijn koudheid. De grote rode vrucht in de linkerbenedenhoek van het middenpaneel lijkt op de vrucht van de alruin, die eruit ziet als een kleine appel. Het sap van deze alruinappels, dat grote hoeveelheden belladonna bevat, werd gebruikt als verdovingsmiddel, onder meer door Antonietendokters bij het amputeren van ledematen. Belladonna veroorzaakt ook hallucinaties. Op die manier weerspiegelen Bosch’ fantastische scènes niet alleen de kwellingen van Antonius, maar ook de door hun ziekte én door hun medicijnen veroorzaakte hallucinaties van zijn beschermelingen.
Bosch haalde voor zijn triptiek ook inspiratie uit laboratoriumapparatuur die gebruikt werd voor het maken van geneesmiddelen tegen Antoniusvuur. Een voorbeeld is het metaalachtige, eivormige gebouw op het middenpaneel (midden-rechts) dat sterk lijkt op een soort oven die we terugvinden in illustraties bij teksten over distilleren. De brandende toren op de achtergrond van het rechterbinnenluik lijkt op een soort langhalzige beker die bedoeld was om ingrediënten te bevatten. De pyramide-achtige toren rechts daarvan lijkt op een oven met daarbovenop een distilleerkolf om ontsnappende stoom op te vangen. Samen bekeken, lijken deze torenvormen op typische ovencombinaties die konden gebruikt worden om dampen te verhitten met stoom of af te koelen met water. Bosch vermomde de ovens en kolven als gebouwen: de middeleeuwse distilleerders zelf noemden hun ovens ‘huizen’.
Dixon concludeert dat Bosch’ triptiek gericht is op een bijzonder publiek: de slachtoffers van het Antoniusvuur die genezing zoeken door tussenkomst van Antonius en via de genezende kracht van afkoelende medicijnen. Dit laatste maakt van de middeleeuwse apotheekkunde één van de sleutels tot het drieluik, samen met de context van de Antonietenkloosters, het mystiek-medische ritueel van de heilige wijn en de alchemie.
[explicit]