Dixon 2010
“Chemical Craft and spiritual Science in Bosch’s St. Anthony Triptych” (Laurinda Dixon) 2010
[in: Eric De Bruyn en Jos Koldeweij (red.), Jheronimus Bosch. His Sources. 2nd International Jheronimus Bosch Conference, May 22-25, 2007, Jheronimus Bosch Art Center, ’s-Hertogenbosch, the Netherlands. Jheronimus Bosch Art Center, ’s-Hertogenbosch, 2010, pp. 128-143]
In het verleden hebben kunsthistorici reeds alchemistische sporen ontdekt in de schilderijen van Bosch maar zij hebben deze grotendeels geïnterpreteerd als een bewijs van kwaadaardige, ketterse ideeën in zijn werk. In de tijd van Bosch was de alchemie echter niet illegaal of ketters: zij werd integendeel openlijk gesteund door pausen en wereldlijke heersers en de alchemistische laboratoriumpraktijken werden gebruikt door dokters, metallurgisten, schilders en apothekers. Tegelijk was de alchemie ook een gewijde wetenschap, een middel om spirituele bevrijding te bereiken: de alchemisten probeerden een levenselixir te creëren dat in staat was om zieken te genezen en om de wereld en zijn bewoners te veranderen in een aards paradijs. De talrijke alchemistische boeken en handschriften die bewaard worden in de belangrijkste musea en bibliotheken van de wereld, getuigen dat de alchemie een brede verspreiding kende in de tijd van Bosch, toen de alchemistische literatuur werd bijeengebracht en klaargemaakt om gedrukt te worden.
Van bijzonder belang voor kunsthistorici zijn de illustraties in alchemistische verhandelingen, die een verhullende, raadselachtige beeldentaal hanteren omdat de filosofen-alchemisten hun ontdekkingen verborgen wilden houden voor onwetende, onwaardige, vijandige of concurrerende ogen. Ondanks het bevreemdende karakter van de alchemistische iconografie kunnen verwijzingen naar alchemistische apparaten en motieven in Bosch’ werken gemakkelijk herkend worden, op voorwaarde dat men enigszins vertrouwd is met de basisuitrusting van een alchemistisch laboratorium en met de symboliek rond transmutatie. In deze bijdrage concentreert Dixon zich op de Antonius-triptiek (Lissabon) omdat deze volgens haar het best aantoont dat Bosch op de hoogte was van de alchemie als een onmisbare hulpwetenschap voor de geneeskunde en de farmacie.
De H. Antonius was een noodheilige voor de slachtoffers van een gevreesde ziekte die qua omvang kan vergeleken worden met de pest: het zogenaamde heilige vuur (ignis sacer) of antoniusvuur. De slachtoffers van deze ziekte ondervonden een brandende pijn in de armen en de benen, die aangetast werden met gangreen, zwart werden (alsof ze verkoold waren door vuur) en ten slotte wegrotten. De ziekte tastte ook het zenuwstelsel aan, met als gevolg hallucinaties en stuiptrekkingen. We kennen deze ziekte nu als ‘ergotisme’. Zij werd veroorzaakt door de besmetting van graan met de schimmel claviceps purpurea (ergot) die de bloedtoevoer naar armen en benen stremt. Wanneer deze schimmel verhit wordt tijdens het bakken van brood, verandert hij bovendien in een vorm van lyserginezuurdiëthylamide, die wij nu kennen als lsd. In Bosch’ tijd wist men dit nog niet: de slachtoffers konden enkel hopen op de miraculeuze tussenkomst van Sint-Antonius en op de primitieve expertise van dokters, chirurgen en apothekers. In de vijftiende eeuw werden de slachtoffers behandeld in de kloosters van de antonietenorde: dit waren voornamelijk liefdadigheidsinstellingen die de slachtoffers van antoniusvuur verzorgden tot aan hun dood en die vakbekwame dokters en chirurgen in dienst hadden, die goed betaald werden voor hun vaardigheden. Grote distillerieën voor de bereiding van afkoelende elixirs en chirurgische anesthetica waren onverbrekelijk verbonden met de genezende taak van de antonieten.
De geschiedenis en de tradities van de hospitaalorde der antonieten leveren menige sleutel in verband met de verloren gegane context van Bosch’ drieluik. Eén van deze tradities was het ritueel van de zogenaamde ‘heilige wijn’ die één keer per jaar, op Hemelvaartsdag, werd aangeboden aan een beperkt aantal zieken wier toestand te slecht was om nog normaal behandeld te worden. De heilige wijn werd uitgegoten over de beenderen van de H. Antonius waarna de zieken enkele druppels van het elixir tot zich namen tijdens een pseudo-eucharistisch ritueel, terwijl zij keken naar een afbeelding van Sint-Antonius en een gebed opzegden waarin om zijn tussenkomst werd verzocht. Volgens Dixon is zulk een ritueel afgebeeld in het midden van Bosch’ drieluik, tegenover Sint-Antonius. Wanneer we Bosch’ drieluik plaatsen in een context van genezing, dan kunnen we het zien als een voorwerp van devotie dat door slachtoffers van het antoniusvuur moest bekeken worden tijdens hun mystieke toenadering tot Sint-Antonius.
Behalve de heilige wijn bereidden de apothekers van de antonieten nog andere geneesmiddelen voor het antoniusvuur. Sommige ingrediënten komen vaker voor dan andere in de geneeskundige recepten die slaap verwekken, verdovend werken en verkoelende eigenschappen hebben. Het middenpaneel van Bosch’ triptiek bevat heel wat van zulke substanties, zoals vissen of de vrucht van de alruin (of mandragora). De reusachtige rode vrucht op de linkervoorgrond van Bosch’ middenpaneel lijkt op een ‘alruinappel’ (die overigens verwant is met onze moderne tomaat). Bosch zinspeelt op het amputatieproces waarvoor antonietenchirurgen bekend stonden, door een afgehakte voet dichtbij de knielende heilige te schilderen. Ofschoon de alruin gunstig was voor de fysieke symptomen van ergotisme, verzwaarde hij tegelijk het geestelijke lijden van de slachtoffers. De alruin bevat namelijk alkoloïde, een chemische substantie die verwant is aan belladonna en die het gevoel geeft dat men vliegt. Talrijke vliegende wezens bevolken de luchten op alle drie de panelen van Bosch’ triptiek. Merkwaardig genoeg geeft ergotisme aan zijn slachtoffers ook de illusie dat zij vliegen.
Bosch schildert ook apparaten die gebruikt werden door de apothekers van de antonieten. In het Antonius-drieluik zijn ovens en flessen vermomd als bouwkundige constructies. De alchemisten verwezen zelf naar hun oven als naar een ‘huis’ (domus). Een goed voorbeeld is het grijze, eivormige bouwsel op het rechtermiddenplan van het middenpaneel. Zeer typerend voor de meeste alchemistische ovens heeft deze constructie onderaan een opening, bedoeld voor de toevoer van brandstof, en bovenaan ontsnappen vlammen en stoom uit een schoorsteen. De baders in de onmiddellijke omgeving herinneren ons eraan dat koude baden een belangrijk geneesmiddel waren voor koortsziekten en dat zij ongetwijfeld een onderdeel waren van het genezingsproces dat slachtoffers van antoniusvuur moesten doormaken. Verder zien we bovenaan het rechterpaneel enkele distilleertoestellen.
Bosch wendde ook geestelijke metaforen uit de alchemie aan. Op het rechterpaneel vecht een kleine figuur met het zwaard tegen een vuurspuwende draak. In de symbolische taal van de alchemie verwijst de draak naar de geestelijke hindernissen die de alchemist (de zwaardvechter) moet overwinnen om zijn doel te bereiken. Op de achtergrond van het middenpaneel is een vrouw kleren aan het wassen, terwijl zij blijkbaar niets merkt van het helse pandemonium rondom haar. Onzuivere substanties, bestemd voor de transmutatie, werden soms ‘vuile kleren’ genoemd die moeten gewassen en gezuiverd worden, en het eigenlijke transmutatieproces heette soms ‘vrouwenwerk’, omdat het zo gemakkelijk was dat zelfs vrouwen en kinderen het konden uitvoeren. Het detail met de wasvrouw verwijst niet alleen naar de alchemistische transmutatie, maar ook naar de transformatie via genezing, tussenkomst van Antonius en chemie waarop de slachtoffers van het antoniusvuur hoopten. Het drieluik speelde bij dit genezingsproces een belangrijke rol.
Vier werken van Bosch (de Tuin der Lusten, de Aanbidding der Wijzen in het Prado, de Keisnijding en de Antonius-triptiek) bevatten gelijkaardige alchemistische beeldspraak. De eerste drie werken en een waarschijnlijk getrouwe kopie van het Antonius-drieluik werden alle verworven door koning Philips II van Spanje, die niet alleen Bosch-werken verzamelde maar ook een beschermer en een volgeling van de alchemie was. Deze Bosch-schilderijen moeten gezien worden in het kader van het aan Sint-Antonius gewijde hospitaal van het Escorial. Dit hospitaal bevatte onder meer uitgebreide en uitstekend toegeruste alchemistische laboratoria. Dit doet zeer sterk vermoeden dat Philips geen aanstoot zal genomen hebben aan de alchemistische symboliek in de werken van Bosch. Wat de Antonius-triptiek betreft: de alchemistische metaforen die verwijzen naar zuivering en strijd, versterken de totaalboodschap van christelijke triomf over zonde en tegenkanting die de triptiek, zowel op de binnen- als op de buitenluiken, uitzendt.
Bosch’ overtuigend gebruik van alchemistische beeldentaal kwam voort uit een grondig begrip van de spirituele doeleinden en praktische gebruiken van deze belangrijke discipline. Net zoals de kundige illustratoren van alchemistische teksten was Bosch een vertolker van de morele en christelijke boodschappen van de alchemie en tegelijk kon hij daarbij terugvallen op zijn vruchtbare verbeelding en zijn grote technische vaardigheid.
[explicit 11 februari 2012]