Frère 1997
“Tradition and Innovation – Hieronymus Bosch” (Jean-Claude Frère) 1997
[in: Jean-Claude Frère, Early Flemish Painting. Terrail, Parijs, 1997, pp. 137-159]
Bosch’ burgerlijke opdrachtgevers werden het meest aangetrokken door de schilderijen die typisch Vlaams waren terwijl zijn adellijke cliënten voornamelijk werken kochten met fantastische scènes en groteske monsters die hen waarschijnlijk herinnerden aan de groteske karikaturen in oude verluchte handschriften waardoor Bosch vermoedelijk geïnspireerd werd. Het grote succes van Bosch tijdens zijn leven was gedeeltelijk te danken aan de fascinatie van de humanisten voor het vreemde en het occulte. Bosch was de meest pessimistische van alle Vlaamse schilders en degene die de angsten van zijn tijd het duidelijkst vorm gaf. De nieuwe leidende klasse, die van de welvarende burgers, tolereerde niet langer de laagste klassen van de maatschappij maar beschouwde hen als luie parasieten. Dit was ook het standpunt van Bosch.
Frère bespreekt dan Het Narrenschip (Parijs) en het fragment van New Haven, De Goochelaar (St Germain-en-Laye), het Weense Laatste Oordeel, De Keisnijding (Madrid), De Hooiwagen (Madrid), De Verzoeking van Sint-Antonius (Lissabon) en De Tuin der Lusten (Madrid). In verband met deze laatste triptiek vat Frère de bevindingen van Fraengers ‘indringende’ en ‘magistrale’ analyse kort samen. Het feit dat Bosch eervol binnen de Kerk begraven werd, sluit niet uit dat hij in het geheim een volgeling van een ketterse sekte was. Bosch schilderde wel enkele kluizenaars, maar hij was maar matig geïnteresseerd in de traditionele bijbelse scènes die hij zonder veel echt gevoel schilderde. ‘Op zichzelf vormt dit geen concreet bewijs, maar misschien kan het ons wel aan het nadenken zetten.’
Deze algemene inleiding op Bosch is een mengeling van degelijke ideeën en twijfelachtige uitspraken (zie bijvoorbeeld de positieve houding tegenover Fraenger). Enkele kleine foutjes: de naam Hieronymus van Aecken wordt vertaald als ‘John of Aix-la-Chapelle’ [p. 139], Felipe de Guevara wordt een ‘klant’ van Bosch genoemd [p. 140] en naar verluidt is de Hooiwagen-triptiek gebaseerd op het oude spreekwoord ‘de wereld is een hooiwagen, iedereen neemt ervan wat hij kan krijgen’ [p. 146, hooiwagen moet ‘hooimijt’ zijn]. Bosch ‘Vlaams’ noemen getuigt overigens niet echt van een grondige cultuurhistorische dossierkennis.
[explicit 16 mei 2016]