Fuchs 1966
“De uitzonderlijke Jeroen Bosch” (R.H. Fuchs) 1966
[in: Brabantia, XV (1966), pp. 233-236]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 162 (H24)]
Recente hypothesen hebben heel wat verwarring gezaaid rond Bosch. De kern van die verwarring is het irrationele in Bosch’ kunst dat wij in de 20ste eeuw als het onze herkennen. Op die manier ervaren wij de schilder als een tijdgenoot: hij beeldt de onuitspreekbare angsten en verlangens van onze tijd uit.
Het irrationele in Bosch’ schilderijen betekent in visuele termen dat aan zijn composities geen logische structuurprincipes ten grondslag schijnen te liggen, zoals we die wel in de vorm van Dantes Divina Commedia terugvinden. De emotionele impact van Dante is te danken aan de rationele technische kwaliteit van zijn schrijverschap. Die van Bosch wordt teweeggebracht door het realisme en de schilderkunstige precisie waarmee hij zijn hybride wezens op het paneel te voorschijn tovert.
[explicit]