Koldeweij 1995
“Hieronymus Bosch” (A.M. Koldeweij) 1995
[in: A.M. Koldeweij, Van de hoed en de rand… Betekenis en functie van middeleeuwse kunst. Clavis Kleine Kunsthistorische Monografieën – deel 14, Clavis, Utrecht, 1995, pp. 29-34 (= hoofdstuk 5)]
Koldeweijs tekst betreft het linkerluik van een Passietriptiek (Valencia, Museo de Bellas Artes San Pio V), die toegeschreven wordt aan een Bosch-navolger (Antwerpen, 1530-40). Het linkerluik stelt de Gevangenneming van Christus voor. Koldeweij identificeert de fakkeldrager bovenaan dit luik als de apostel Jacobus de Meerdere. Het origineel van het middenpaneel (een Doornenkroning) bevindt zich in het Escorial (sinds Rotterdam 2001 en de dendrochronologische bevindingen van Peter Klein is echter gebleken dat het ook hier gaat om een zestiende-eeuwse kopie). Op de trompet (een Romeinse lituus) die hier door de meest rechtse beul wordt vastgehouden, bevinden zich twee tekens: een letter H en een zevenpuntige ster. In de vroege zestiende eeuw was het in ’s-Hertogenbosch naar verluidt verplicht dat elk edelsmeedwerk werd voorzien van de stadskeur (de bosboom), maar ook van een meesterteken en een jaarletter. De H op het paneel in het Escorial zou wijzen op het jaar 1510/11: het jaar waarin het (originele) paneel geschilderd werd?
Op het linkerluik in Valencia draagt Jacobus op de rand van zijn hoed een Sint-Jacobsschelp (een in de late middeleeuwen bekend bedevaartinsigne dat verwijst naar Santiago de Compostela), maar ook een maretak, lelietjes-van-dalen en drie kippenveren. De maretak en lelietjes-van-dalen werden als geluksbrengers beschouwd. De kippenveren verwijzen naar de legendevorming rond de H. Jacobus, meer bepaald naar Santo Domingo de la Calzada, een bedevaartplaats langs de Noord-Spaanse route naar Compostela.
[explicit]