Marijnissen 1976
“Bosch’ zogeheten ‘Verloren Zoon’” (R.H. Marijnissen) 1976
[in: Taxandria, N.R. XLVIII (1976), pp. 217-224]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 122 (E283)]
In verband met De Marskramer (Rotterdam) vraagt Marijnissen aandacht voor enkele passussen uit de toenmalige devotieliteratuur. Vooral de topos van het leven als pelgrimstocht komt daarbij aan bod. Zeer merkwaardig is een citaat uit de Sermones Bernardi in duytssche, verschenen in druk te Zwolle in 1484 en 1495. Deze topos is ontleend aan Hebreeën XIII: 14. De man die Bosch afbeeldt, is weliswaar géén pelgrim, maar is het inhoudelijk verband met het pelgrimagethema daarom af te wijzen?
Van alle interpretaties die reeds aan de hoofdfiguur van de tondo gegeven werden, is alleen die van de marskramer zeker correct: de man draagt immers een mars op de rug. Maar daarmee is de boodschap van het paneel nog niet ontcijferd. Marijnissen raakt er meer en meer van overtuigd dat in dit tafereel de levensweg van de mens en de eraan verbonden doodsgedachte de essentie uitmaakt van Bosch’ betoog. De moeilijkheid is echter dat men steeds beroep moet doen op onrechtstreekse bronnen.
[explicit]