Scholten 2024a
JHERONIMUS BOSCH
EN DE LIEVE-VROUWE-BROEDERSCHAPSKAPEL
De schildersfamilie Van Aken in ’s-Hertogenbosch
(Loes Scholten) 2024
[Nijmeegse Kunsthistorische Studies – XXXIV, Walburgpers, Zutphen, 2024, 275 blz.]
Dit is de handelseditie van het door Loes Scholten op 3 oktober 2024 aan de Radboud Universiteit Nijmegen verdedigde proefschrift. Promotor was A.M. (Jos) Koldeweij. Dit proefschrift bestudeert een ruime selectie van bronmateriaal uit de tijd en de directe omgeving van Bosch dat betrekking heeft op de context waarbinnen zijn werk tot stand kwam. De focus ligt daarbij niet op Bosch’ oeuvre noch op enkel die archiefbronnen waarin de schilder vermeld wordt, maar wel op alle contemporaine geschreven bronnen die ons kunnen informeren over Bosch’ leef- en werkomstandigheden, zijn identiteit, netwerk en status. Vooral Bosch’ relaties met de Bossche Onze-Lieve-Vrouwebroederschap komen in dit contextgerichte onderzoek aan bod.
Scholtens boek omvat twee grote delen. In het eerste deel, dat zich beperkt tot hoofdstuk 1, wordt een op archivalische bronnen gebaseerde schets van Bosch’ woon- en werkomgeving geboden. Meer concreet gaat het hier over wat eigentijdse geschreven bronnen ons leren over Bosch’ naam (voornaam, familienaam, artiestennaam), over zijn afkomst, over zijn werkplaatsen (die van zijn vader en die van hemzelf), en verder over zijn buren, verwanten, assistenten en financiële status.
Het tweede deel bestaat uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de Bossche Onze-Lieve-Vrouwebroederschap voorgesteld. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de laatgotische kunst die aanwezig was in de Lieve-Vrouwebroederschapskapel (in de Sint-Jan, in de tijd van Bosch nog een kerk en geen kathedraal), terwijl hoofdstuk 4 meer bepaald inzoomt op het altaar en het altaarretabel van deze kapel. Interessant daarbij is dat Scholten nauwelijks aandacht besteedt aan de in 2001 door Jos Koldeweij en Bernard Vermet voorgestelde hypothese dat Bosch’ Berlijnse Johannes op Patmos-paneel en Madrileense Johannes de Doper-paneel functioneerden als de bovenste buitenluiken van het retabel. Scholten noteert enkel: Deze identificaties zijn echter aan discussie onderhevig en de resterende archivalia bevatten geen informatie die de discussie kan beslechten (p. 196). In hoofdstuk 5 ten slotte wordt de zakelijke omgang van Bosch en zijn familie met de broederschap onder de loep genomen.
Opvallend in dit laatste hoofdstuk is dat Scholten twee Bosch-assistenten met naam tracht te identificeren: Jan Claessoon en Ghysbrecht Hoeyen. Op dezelfde bladzijde treffen we echter woorden en formuleringen aan als mogelijk, veronderstelling, vermoedelijk, lijken te zijn en het is niet onaannemelijk, wat tot de nodige voorzichtigheid noopt. Interessant is verder ook nog bijlage VI (pp. 224-227), die nader ingaat op twee bekende maar weinig bestudeerde schilderijen in particulier bezit (David en Abigail en Salomo en Batsheba) die kopieën zouden kunnen zijn van luiken van het broederschapsretabel. De kleurenfoto’s van deze twee schilderijen (zie p. 225) zijn zeldzaam.
Scholten concludeert dat de bronnen niet alleen Bosch’ uitzonderlijk creatieve en inventieve kwaliteiten bevestigen, maar hem tevens karakteriseren als een hoogbegaafde ambachtsman die niet alleen prestigieuze projecten aanvaardde, maar ook eenvoudig schilderwerk en ontwerpen voor toegepaste kunst. Daarbij staat vast dat Bosch kon rekenen op de hulp van atelierassistenten en leerlingen.
Loes Scholten is de drijvende kracht achter de digitale databank ‘BoschDoc’, die (in principe) alle oude geschreven bronnen, vooral archivalia, die van ver of nabij met Bosch te maken hebben, verzamelt, meer bepaald weergeeft, vertaalt in verschillende talen en waar nodig becommentarieert. Voor deze prestatie alleen al verdient zij ruimschoots de doctorstitel. Ook haar proefschrift getuigt van een bewonderenswaardige ijver en brengt op overzichtelijke wijze een groot aantal (vaak reeds bekende maar her en der verspreide) gegevens samen rond bepaalde deelthema’s. Scholtens schrijfstijl is daarbij aangenaam toegankelijk, ook al is de behandelde materie meestal nogal droog en al leiden haar bevindingen niet tot grootscheepse aanpassingen in het beeld dat we tot nu toe van Bosch en zijn wereld hadden.
Scholten 2024b (Jheronimus Bosch en ‘BoschDoc’) is het oorspronkelijke proefschrift van Scholten, dat slechts in twee opzichten verschilt van de handelseditie. Vooraan vinden we een inleidende tekst betreffende ‘BoschDoc’ en achteraan worden in bijlage X (pp. 259-343) passages uit de proostrekeningen van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap getranscribeerd. In de handelseditie worden deze passages wel gesignaleerd (p. 245), maar niet weergegeven. Vanaf 2025 zullen ze echter ook online te raadplegen zijn via https://boschdoc.huygens.knaw.nl.
[explicit 27 februari 2025 – Eric De Bruyn]